Geëngageerde kunst op aanvraag, kan dat?

Milou van Oene
Anne-Mie Van Kerckhoven, SHANGHAI DEMOIRE - HARMONIOUS AND PERFECTLY SATISFIED (2007-2008) Courtesy Zeno X Gallery

Veertien Belgische kunstenaars, waaronder Guillaume Bijl en Ria Pacqueé, stuurden voor de tentoonstelling Ten oosten van 4˚24′ een werk in geïnspireerd op ‘De Oriënt’. M HKA en Midden-Oosten journalist Jef Lambrecht nodigden hen hiertoe uit. Zij vulden het ensemble van inzendingen aan met kunst uit het depot waarvan de makers uit het verre, dan wel nabije Oosten komen.

‘Het M HKA gaat het voorjaar in met een brandend actuele tentoonstelling’, zo staat te lezen op de website. Het Oosten is vaak in het nieuws, inderdaad, maar de hedendaagse kunst hoeft daar niet tegen wil en dank op te reageren. In Antwerpen vraagt het establishment om geëngageerde kunst maar blijkt er eigenlijk geen aanbod van kunstenaars te zijn dat daaraan voldoet.

Wanneer de Oriënt ter sprake komt, denk ik al snel aan Oriëntalism, het invloedrijke boekwerk van Edward Saïd uit 1978. Hierin zette hij de toenmalige romantische denkbeelden over het Oosten uiteen. Hij duidde deze fantasieën als manier om de eigen Westerse identiteit van contouren te voorzien. Het afzetten tegen de zedeloze Oosterse cultuur gaf de Westerse rationele en progressieve levenshouding bestaansrecht. Hoe imperialistisch en simplistisch – aldus Said. De Oriënt valt met haar vele talen, culturen en volkeren niet onder één noemer te duiden. Dat gold in 1978 en dat geldt in 2011 nog steeds.

Hoewel het M HKA een divers beeld van het hedendaagse Oosten laat zien, met werken uit Egypte, de Kaukasus, China, Irak en India, kan ik me niet onttrekken aan het idee van een ‘hier’ en een ‘daar’ dat zo duidelijk uit de tentoonstelling naar voren komt.

In de introductietekst stelt M HKA dat sinds de val van de Berlijnse muur in 1989 de Westerse kunst haar voortrekkersrol heeft verloren. Kunstenaars uit de voormalige periferie profileren zich sindsdien op de plekken die ertoe doen. Zo is een multiculturele groep van vaak geziene kunstenaars uitgekristalliseerd die allemaal meedraaien in dezelfde universele kunstmolen. Eén van hen is Anish Kapoor, wiens werk Untitled (1991) op de tentoonstelling te zien is. Een vierkant rotsblok met daarin een holte, of toch niet – jawel, gevuld met een schijnbaar oneindig blauw, diep paarsblauw.

De oorspronkelijk Indiase Kapoor werd opgeleid aan verschillende academies in Engeland en is uit dat land sindsdien niet meer weggegaan. Zijn gebruik van intense kleurpigmenten wordt vaak toegeschreven aan zijn Oriëntaalse wortels, aan de bergjes felgekleurde pigmenten die worden gebruikt bij religieuze en andersoortige rituelen. En toch vraag ik mij af, waarom zou de zogenaamde blauwe revolutie van Yves Klein niet van belang zijn geweest voor de kunstenaar? Of het kostbare lapis lazuli dat nog altijd van de Middeleeuwse altaarstukken af schittert?
 
De kunstwereld is in grote mate geglobaliseerd, waardoor culturele en geografische achtergronden er steeds minder toe doen. De vraag is of kunstenaars dan wel zo duidelijk met hun nationaliteit in verband moeten worden gebracht. Een opmerkelijk verschil tussen de Belgische en de zogenaamd Oosterse werken op Ten oosten van 4˚24’ is er namelijk niet.

Een voorbeeld van een werk dat speciaal voor de tentoonstelling werd gemaakt is het schilderij The Prophet van Michaël Borremans. Het portret, dat het midden houdt tussen een bebaarde man en een gesluierde vrouw, is een culminatie van hedendaagse oriëntalistische ideeën over terrorisme en vrouwenonderdrukking. Een trap in open doel, maar oogstrelend verpakt. Onder meer bekend van zijn werk voor het Belgische Koninklijk huis in 2010 is Borremans gewend te werken in opdracht en ziet daar ook de charme van in. Toch heb ik er moeite mee om dit werk geëngageerd te noemen, omdat het op aanvraag is geconcipieerd.

In het M HKAzine # 7 licht opdrachtgever Lambrecht zijn werkwijze en beweegredenen nogmaals toe: ‘Wat heb ik met de Oriënt te maken?’ was bijvoorbeeld het antwoord van Michaël Borremans. Ja, dat wou ik dus graag van hem horen. Want ik ben ervan overtuigd dat ze allemaal met het Oosten of de Oriënt te maken hebben. Ik kreeg gaandeweg de indruk dat dit voor veel kunstenaars inderdaad een thema is.’

Lambrecht verwijst naar de rijke cultuurtraditie, naar de kalligrafie, die beeldende en schrijfkunst ineen is, maar stelt iets verderop dat het Oosten bezig is om een grote culturele en artistieke achterstand in te halen. Het is deze ambiguïteit die de tentoonstelling een ingewikkelde bijsmaak geeft. Het Oosten enerzijds aan te duiden als afgebakende kweekvijver, anderzijds als meeslepende inspiratiebron is ongeloofwaardig. Engagement wordt hier een zorgvuldig geëtaleerde daad en dat komt over als culturele betutteling. Een open, vanzelfsprekende gelijkwaardigheid zou hier het streven moeten zijn.

Anish Kapoor, UNTITLED (1991)
Michaël Borremans, THE PROPHET (2011) Courtesy the artist