In 1970 fietst Bas Jan Ader (°1942, Winschoten – 1975, vermist, Atlantische Oceaan) langs de Reguliersgracht van Amsterdam met een bos bloemen in de hand. Hij rijdt een brug over, lijkt de controle over zijn stuur te verliezen en valt in het water. De negentien seconden durende film Fall II, Amsterdam (1970) stopt wanneer de kunstenaar uit beeld verdwijnt en lijkt op het eerste gezicht de toevallige registratie van een ongeluk. De verschillende opnames van het werk bewijzen echter dat Ader het verkeersongeval nauwkeurig in scène zette en de mislukking bewust in zijn werk integreerde.
Fall II, Amsterdam is niet de enige video waarin Ader zijn lichaam overgeeft aan de zwaartekracht. In andere werken uit 1970 en 1971 is te zien hoe hij van zijn dak, in een sloot of in het struikgewas valt. Het filmmateriaal is vaak besproken en verzekerde Aders bekendheid in Europa en Amerika, naar waar hij in de jaren 60 emigreerde. Over zijn vroege werkperiode is echter minder bekend. Rein Wolfs en Alexandra Blättler integreerden slechts enkele jeugdwerken in de lijst van werken die ze verzorgden voor de catalogus Bas Jan Ader: Please Don’t Leave Me uit 2006. Aders vroege werk werd volgens hen in die tijd net herontdekt waardoor het nog niet aan een grondige studie onderworpen kon worden.
Aders eerste jaren als kunstenaar komen kort aan bod in de documentaire Here Is Always Somewhere Else (2007) van Rene Daalder. Beeldend kunstenaar Ger van Elk (1944-2014) gaat er met Daalder in gesprek over zijn tijd aan het Instituut voor Kunstnijverheidsonderwijs (nu de Gerrit Rietveld Academie) van Amsterdam, waar hij in 1959 samen met Ader aan zijn artistieke studie begon. Van Elk vertelt hoe Ader steeds op hetzelfde blad van zo’n vijftig bij zestig centimeter tekende. Nadat hij meerdere lessen aan een tekening gewerkt had, gumde hij die uit en begon hij opnieuw op hetzelfde blad. Hij gebruikte de gum zo veel dat het papier bezaaid raakte met grijze vegen en doorzichtig werd.
Volgens Van Elk typeert deze anekdote Bas Jan Aders denkwijze. Toch wordt er in de documentaire niet verder op ingegaan en heb ik er tot nu toe in geen enkele publicatie over gelezen. Het is niet duidelijk waar het blad zich bevindt en of het bewaard is gebleven. Het papier is naar mijn weten nooit geëxposeerd. Het is niet eens zeker dat Ader de uitgegumde tekeningen als autonoom werk beschouwde, hij kan het evengoed als spoor van een performance of oefening opgevat hebben.
Het is ook goed mogelijk dat Ader de tekeningen uitgumde omdat hij er zelf niet van overtuigd was – verhalen van kunstenaars die hun oudere werk vernielen zijn niet uniek. Zo zouden de vegen op Aders papier gelezen kunnen worden als de sporen van een aaneenschakeling blunders.
Dat Van Elk het verhaal kenmerkend vindt voor Aders werk, impliceert echter dat het blad meer is dan een mislukte tekening. Net zoals Ader zichzelf bewust in de Reguliersgracht van Amsterdam liet vallen, lijkt de herhaaldelijke vernieling van zijn tekeningen deel uit te maken van het werk zelf. Het blad doet daarom denken aan Erased de Kooning Drawing (1953) waarvoor Robert Rauschenberg een tekening van Willem de Kooning uitgumde. Rauschenberg stelde zo niet alleen het auteurschap van De Kooning in vraag, maar onderzocht ook hoe een werk gemaakt kan worden door een ander werk uit te wissen.
Door het gummen wordt bovendien de materialiteit van de papieren drager blootgelegd. Het werk bestaat niet langer uit een tekening die op een blad werd aangebracht, maar uit de drager zelf. Zo resoneert het werk eveneens met dat van Lucio Fontana, die de diepte van zijn canvassen onthulde door ze met een mes te perforeren. Via die materialiteit geeft Bas Jan Aders blad inzicht in het proces van de kunstenaar. De sporen van de uitgegomde tekeningen vertegenwoordigen zijn zoeken en de oefening die een maker nodig heeft om tot een werk te komen.
Ten slotte spreekt de materialiteit van het blad over de kwetsbaarheid van tekeningen en kunstwerken in het algemeen. Het bewerkte blad bezit een vanitas-aspect dat de kijker eraan herinnert aan het onverbiddelijke karakter van de tijd, die uiteindelijk alles zal uitwissen.
Zo bekeken lijkt Aders blad met uitgegomde tekeningen even conceptueel van aard te zijn als de rest van zijn oeuvre. Dit werk kan dan ook beschouwd worden als Aders vroege reflectie op de betekenis van het kunstenaarschap. Het is echter de vraag in hoeverre over het werk gesproken kan worden, aangezien enkel Ger Van Elks getuigenis overblijft.
Van Elks verhaal geeft richting aan (toekomstige) analyses van zijn Aders vroegste werken, en lijkt een betekenisvol element waarmee we zijn kunstenaarschap kunnen begrijpen. Anderzijds overleeft alleen de ongeverifieerde anekdote, en die draagt zo bij aan de mythevorming rondom Bas Jan Ader. Het is een verleidelijk verhaal over het vermiste werk van de kunstenaar die tijdens een boottocht over de Atlantische Oceaan zelf ook verdween.
Liska Brams (1999) volgt momenteel de Master Hedendaagse Kunstgeschiedenis aan de VU in Amsterdam