Riet Wijnen (Venray, 1988) is een rustige, intelligente jonge vrouw, met heldere ideeën en een “grote honger naar input”. In september en oktober bracht ze een aantal weken door in Kunsthuis SYB in Beetsterzwaag, als een van de genomineerden voor de Sybren Hellinga Kunstprijs 2013. “Het zou leuk zijn om de prijs te winnen, maar het is niet belangrijk. Belangrijker is dat je hier kunt werken en iets kunt afronden dat direct tot een presentatie leidt.”
Wijnen studeerde in 2009 af aan de AKV St. Joost in Den Bosch en voltooide in 2012 haar master aan het Sandberg Instituut in Amsterdam. “Ik koos voor Amsterdam omdat dat de plek was waar ik het liefst wilde zijn, in het centrum van de Nederlandse kunstwereld.” Naast haar kunstenaarspraktijk werkt Wijnen als assistent curator bij Kunstverein, waar begin dit jaar haar publicatie over de Britse kunstenaar Marlow Moss werd uitgebracht.
“Toen ik mij verdiepte in Marlow Moss, ontdekte ik dat in de weinige teksten over haar leven veel tegenstrijdigheden en gaten zitten. Mijn boek geeft een opsomming van de feiten over Moss, inclusief die tegenstrijdigheden en gaten, om te laten zien hoe geschiedenis in feite een geconstrueerd verhaal is. Dat ligt ook ten grondslag aan The Registry Of Pseudonyms, een van de werken die ik in Kunsthuis SYB maak. Het is een website met een overzicht van werkelijke personen en de pseudoniemen die ze gebruikten, vooral de verhalen en mythes die daar achter zitten. Soms zijn het heel bewuste constructies van een verhaal en een karakter, terwijl andere pseudoniemen eigenlijk per ongeluk zijn ontstaan. Het gegeven van een pseudoniem, als extensie of getransformeerde kopie van een persoon die ruimte biedt om andere dingen te doen onder een andere naam, is de rode draad in het werk voor de kunstprijs.”
“Ik vind het heel interessant om daarover te lezen, ik hou erg van ‘dingen weten’. Dat onderzoek is een essentieel onderdeel van mijn werkmethode, maar veel interessante en fascinerende dingen die ik tegenkwam kon ik niet altijd direct kwijt in mijn werk. In de afgelopen anderhalf jaar ben ik meer gaan schrijven omdat het me een mogelijkheid biedt om de informatie die ik opduikel tijdens mijn onderzoek te vervormen naar een werk. Zo kan ik belangrijke lagen van het onderzoek delen met de buitenwereld, en het tegelijkertijd laten functioneren als een autonoom werk, zoals The Registry of Pseudonyms. Op die manier kunst maken is voor mij een middel om met de werkelijkheid om te gaan, om te begrijpen; niet in de zin van een conclusie, maar in schakels van gedachtes naar volgende gedachtes, waarin werken de tussenstations zijn.”
“Toen ik wist dat ik naar Beetsterzwaag zou gaan ben ik gaan googelen en ontdekte ik op Wikipedia dat de Nederlandse dichter Jan Jacob Slauerhoff hier in 1929 een tijdje heeft gewoond en gewerkt, en dat hij ook publiceerde onder het pseudoniem John Ravenswood. Dat maakte me nieuwsgierig naar Slauerhoff, en naar het gebruik van pseudoniemen. Naast The Registry of Pseudonyms maak ik een tweeluik over Slauerhoff, met als voorlopige titel Only in my poems I can live – part 1 & part 2. Het ene werk is een diavoorstelling met de tekst van een fictieve dialoog tussen Jan en John, die zich per dia om en om (indirect) uitspreken over de betekenis en mogelijkheden van een pseudoniem. De vorm van zo’n fictief gesprek is voor mij een mooie manier om concepten te verkennen en ideeën te formuleren, zoals ik eerder heb gedaan in A Conversation on Reality – part I (2012).”
“Het andere werk is een 16mm-film die uitvergrote beelden toont van letters in Slauerhoffs gedichten uit de bloemlezing Alleen in mijn gedichten kan ik wonen. Volgens mij voerde Slauerhoff door zijn zwervende bestaan voortdurend een gevecht met ruimte en met zich ergens bevinden. Hij vond zijn vrijheid in de ruimte van woorden; in zijn gedichten kon hij leven. Het idee voor dit werk kwam voort uit de titel Alleen in mijn gedichten kan ik wonen; die gedachte heb ik vormgegeven door letters terug te brengen tot de abstracte vormen die ze eigenlijk zijn, en die in deze film transformeren tot details van een plattegrond waarmee je nieuwe ruimtes kunt construeren.”
“Dat zijn wel begrippen die steeds terugkomen in alles wat ik doe; abstractie, transformatie, reconstructie, waarneming. De verhouding daartussen speelt een grote rol in Only in my poems I can live, en ook in eerdere werken waarbij ik een kopie van een foto (2009) en van een plattegrond (2011-2012) alsmaar opnieuw kopieerde. Elke kopie werd door het kopieerapparaat steeds iets vervormd, en daardoor steeds abstracter. Een kopie is niet gewoon een kopie; alles is altijd meteen een interpretatie. Zelfs onze visuele waarneming is eigenlijk al een interpretatie door de blinde vlek die iedereen heeft, die vullen we onbewust in als we kijken. Ik vind dat heel fascinerend, hoe abstracte beelden een groot onderdeel zijn van onze werkelijkheid, maar dat we ons daar helemaal niet zo bewust van zijn. Het zit ingebakken in ons systeem om het abstracte beeld dat we zien automatisch te transformeren naar een representatie waar we iets mee kunnen. Dat werkt zo met letters, maar ook met een plattegrond; dan loop je dus met iets wat moet representeren waar je doorheen loopt, wat een abstracte weergave is van de fysieke ruimte – en we snappen dat zonder problemen. Ik vind dat soort dingen fantastisch om te weten, ik vind abstractie gewoon heel aantrekkelijk!”
Dit artikel is voortgekomen uit de workshop kunstkritiek gegeven door Tubelight-redactrice Nathalie Hartjes in samenwerking met Kunsthuis SYB tijdens de 6e Sybren Hellinga Kunstprijs. Tubelight is een platform voor jong opbloeiend schrijftalent en wil dit graag verder stimuleren door het geven van workshops.