Op het eerste oog lijkt Teun Vonk een echte burgerman op zoek naar gezelligheid. Zo drinkt hij kopjes thee met de dames van het volksdansen, staat hij te buurten op het voetbalveld en gooit hij een balletje bij de jeu de boules.
Samen met drie andere kunstenaars verblijft hij vier weken lang in Kunsthuis Syb te Beetsterzwaag, om mee te dingen naar de Sybren Hellingaprijs. In deze periode maken zij nieuw werk dat als afsluiting van de residency te zien is in een gezamenlijke expositie. Een jury beoordeelt de recent geproduceerde juweeltjes en kiest een winnaar uit.
De prijs was een goede oplossing voor het plan waarmee Vonk al langer rondliep. Hij is met verenigingen bezig en wilde Nederland doortrekken met een camper om dit ‘sociale kapitaal’ op film vast te leggen. Met deze woorden doelt hij op de kleine zelfgekozen groepsverbanden die het leven leuker en makkelijker maken. Uit zijn trektocht moesten ongeveer twintig filmpjes voortkomen.
Toen realiseerde hij zich dat zijn idee niet ging werken. “Wanneer je ergens in een camper staat, blijf je een buitenstaander en dus verdacht.” Zijn verblijf in Syb wekt volgens hem vertrouwen op. Mensen kunnen hem plaatsen en hij maakt tijdelijk deel uit van de gemeenschap. Hier kan hij verder werken aan zijn serie.
Vonk legt groepsprocessen vast op film. Op deze manier wil hij de onzichtbare sociale posities en machtsverhoudingen blootleggen. Het nonchalante kennismaken met de talloze verenigingen in Beetsterzwaag maakt deel uit van zijn werkproces. Hij is naar eigen zeggen de mensen warm aan het maken, zodat ze uiteindelijk zeer vanzelfsprekend deel gaan uitmaken van zijn geplande werk. Tijdens zijn visites bestudeert en analyseert hij het functioneren van de groep.
Wanneer ik Vonk vraag naar zijn fascinatie voor groepen vertelt hij over de magie die ontstaat wanneer een aantal mensen samen zijn. “Deze verbinding heeft een bepaalde kracht. Samen staan ze sterker, samen hebben ze het leuker. Ze zorgen voor elkaar, helpen elkaar verder in het leven, maar ze kunnen elkaar ook meeslepen, zowel in positieve als in negatieve zin. Het is een dynamiek waar iets overstijgends uit groeit.” Hij noemt één van zijn favoriete boeken Liefhebben, een kunst, een kunde, geschreven door psycholoog en filosoof Erich Fromm. In dit boek worden verschillende vormen van liefde en manieren van verbinden besproken en uitgelegd. Vervolgens komt Vonk met het volgende om zijn uitspraken toe te lichten: “Aan de muur van het clubhuis in Beetsterzwaag hangt een foto van de fanfare uit 1920. Die mensen zijn op zo’n moment samen, dynamiek is nu zo, er is een bepaalde spanning en alles klopt. De mensen kunnen nog twintig jaar lang regelmatig samenkomen, maar het moment dat ze samen in de camera kijken en alles in balans is komt niet weer terug. Het is gewoon een fijne tegenmassa om naar te kijken. De mensen zijn met elkaar verbonden en hebben een bepaalde kracht, dit straalt er van af en dat vind ik prachtig om te zien”.
De verbinding tussen mensen in een groep bestaat vaak uit vaste sociale posities. In het project C’est la vie (2010) heeft Vonk een orkest opnieuw samengesteld. “Bij het werken met groepen kun je de voorwaarden creëren, maar niet beheersen. Ik zie mijzelf als regisseur van mensen die niet weten hoe ze moeten reageren”. Het vijfluik laat zien wat er gebeurt als de vaste patronen worden doorbroken. De individuele muzikanten hebben geen houvast meer aan elkaar en zoeken nog naar een nieuwe houding. De verwarring die ontstaat zorgt voor grappige situaties.
In Beetsterzwaag wil Vonk een soortgelijk werk gaan maken als C’est la Vie, maar hij wil dieper in gaan op het individu. Dit kost tijd, want mensen moeten zich wel gaan openstellen voor hem. Gelukkig laten zijn sociale vaardigheden hem niet in de steek. Al bij zijn tweede bezoek beginnen mensen hem te vertrouwen, ze denken met hem mee en nodigen hem uit om bij hen thuis langs te komen. “Je krijgt hier geen telefoonnummer, maar gewoon een adres en dan ga ik bij ze langs”.
Wanneer hij toestemming krijgt om te filmen gaat hij aan de slag, nog steeds aftastend en onderzoekend. Na een aantal testcases besluit hij dat de fanfare, net als in 2010, het onderwerp zal zijn voor de hoofdfilm. De leden van dit orkest komen allemaal uit het dorp. Vonk heeft flink gespit en is er achter gekomen dat er drie generaties van drie families in de muziekclub zijn vertegenwoordigd. Zo is er bijvoorbeeld een opa, een vader en een dochter. Ook zijn er drie buurmannen die elkaar lid gemaakt hebben. Het slagwerk bij een fanfare staat altijd een beetje afgezonderd van de groep volgens Vonk. De dames die deze taak in Beetsterzwaag verrichten leken dan ook een aparte eenheid in het geheel. Later bleek dat zij een koppel zijn.
Al deze informatie is voor Vonk smakelijk voer voor inspiratie. Het is dan ook de bedoeling dat dit goed naar voren komt in het werk. Hij gaat de fanfareleden in een simpele structuur rangschikken voor de camera en ze krijgen een bepaalde opdracht. Voordat er gefilmd wordt komen alle leden van de fanfare individueel nog een kopje koffie of thee bij hem drinken. Hij wil ze nog beter leren kennen. “Hoe meer ik weet, hoe interessanter het wordt”. Ik vraag hem of hij niet liever psycholoog was geweest, hij antwoordt dat de studie te droog is. Vonk houdt van echte mensen en bedenkt het liefst zijn eigen experimenten, om ze te onderzoeken, maar ook om zichzelf een positie in het geheel te geven. Hoewel zijn projecten voor zijn gevoel altijd net buiten zijn macht liggen, zorgt dit wankele standpunt ervoor dat hij altijd op het scherp van de snede balanceert. Zo ontleedt hij liefhebbend, doch vakkundig de dorpse gezelligheid.
Dit artikel is voortgekomen uit de workshop kunstkritiek gegeven door Tubelight-redactrice Nathalie Hartjes in samenwerking met Kunsthuis SYB tijdens de 6e Sybren Hellinga Kunstprijs. Tubelight is een platform voor jong opbloeiend schrijftalent en wil dit graag verder stimuleren door het geven van workshops.