ZO ALLEEN KUN JE ZIJN

Mischa Andriessen
Ad Gerritsen, WESTFALEN 1, 2008

Een meisje met lang blond haar. Het gezicht schuin opzij, de ogen gesloten. Een verfstreek van hetzelfde geel als het haar, precies boven de neus. Tussen de wenkbrauwen, daar waar in India getrouwde vrouwen een kleurige stip zetten. Dat is eigenlijk alles. Veel meer is er niet te zien. Toch komen als vanzelf de vragen: slaapt het meisje? Sluit ze zich af voor fel licht of de blikken van anderen, voor de priemende blik van een bewonderaar?

Dit portret dateert al uit 1992. Het wordt in de tentoonstelling Verdwenen horizon aan weerskanten omgeven door twee heel recente series die beide de titel Westfalen dragen en dit kleine doek past daar naadloos in. Ad Gerritsen is een kunstenaar die al vroeg het handschrift vond waarmee hij zijn thema’s kon optekenen. Ook die thema’s zijn in de loop der jaren wezenlijk hetzelfde gebleven.

Gerritsens werk gaat over de plaats van het persoonlijke in het grote verhaal van de geschiedenis. Het is een zoektocht naar de kern van macht en/of waanzin, van dader- en slachtofferschap. Een zoektocht ook naar de stigma’s van het afwijkende. Eerder schilderde Gerritsen bijvoorbeeld al portretten van terroristen en kindermoordenaars. Van verzetsman Marinus van der Lubbe, van peintre maudit Modigliani, van een jonge en olijk kijkende Stalin. Gerritsen portretteert zijn personages doorgaans niet in de leeftijd waarop ze degene geworden zijn die herinnerd wordt. Niet als de dictator, de misdadiger of verzetstrijder, maar als de jongeling die zijn lotsbestemming nog ver voor zich heeft. Zoals ze zijn verbeeld, zijn de personages meestal nog jaren verwijderd van de daad of gebeurtenis die hen een plek of plekje in de wereldgeschiedenis zal bezorgen.

Er is in de schilderijen over het algemeen niets dat daarop wijst. Geen referenties. De achtergrond van de doeken is een egaal kleurvlak. Soms fel van toon, soms asgrijs. Er zijn geen attributen, geen symbolen die het verhaal achter het beeld naar voren brengen. Wat getoond wordt, is één mens. Als de verschillende geportretteerden op elkaar lijken, is het vanwege hun ogen. Hun vaak ontwijkende blik. Alsof ze niet geconfronteerd willen worden met de toeschouwer. Ze niet bekeken willen worden uit angst, schuldgevoel, schaamte of dat allemaal tezamen.

Meteen bij de entree rechts hangen drie doeken. Een vrouw met een koraalkleurige ketting. Twee mannen. Een met een opvallend recht afgeknipte pony. Een crisiskapsel. Grote wallen onder de ogen. Lege blik. De achtergrond heeft de kleur van zwaar weer. Samen met een vierde portret, weer een vrouw, vormen deze doeken de eerste reeks Westfalen. De tweede bestaat uit een aantal kleinere werken. Overgeschilderde foto’s. Zwart-wit portretten die met verf zijn bewerkt. Er zijn gelijkenissen tussen de personages, veel verschillen ook. Wat hen bindt, is niet zichtbaar. ‘Westfalen’, een Duitse deelstaat. Een titel die van alles suggereert, maar niets bevestigt. De toeschouwer is aangewezen op zijn eigen interpretatie. Wat aan het werk ten grondslag ligt, wordt niet getoond. Het beeld wordt als het ware losgeweekt van de aanleiding om het te schilderen. Die is privé. Wat gedeeld kan worden, is de poging het beeld voor zich te laten spreken. Het een verhaal te laten vertellen dat niet noodzakelijk de lijn volgt van het verhaal waaraan het ontsproten is. Er wordt een nieuwe context gecreëerd.

Het is typerend voor Gerritsens werkwijze dat hij de kijker in het ongewisse laat. Het is een laag in zijn werk die de beschouwer op een bijna geniepige manier met diens eigen vooroordelen confronteert. Daders en slachtoffers wisselen door de identieke manier van afbeelden eenvoudig van positie. De man met de pony, die met zijn wegkijkende ogen en wezenloze lichaamshouding moeiteloos voor een gedweeë meeloper kan worden aangezien, blijkt in werkelijkheid een in oorlogstijd gedeporteerde en tewerkgestelde. Reden onbekend.

Dat de rollen niet overduidelijk vastliggen, is onlosmakelijk verbonden met Gerritsens eigengereide mythologie, waarin de geschiedenis vaak wel de aanleiding voor een werk vormt, maar daarin nooit het laatste woord heeft. De sprekende kwaliteit van het portret krijgt uiteindelijk prioriteit boven de feitelijkheid.

Het particuliere van Gerritsens verbeeldingswereld wordt versterkt door zijn stijl. Hij heeft een manier van schilderen waarin heel paradoxaal een hoekig zwoegen en een vloeiende nonchalance samenkomen. Er is hard gewerkt, er is veel weggelaten. Het is die wringende combinatie van leegte en betrokkenheid waardoor een geheimzinnig soort aantrekkingskracht ontstaat. De blik van de toeschouwer wordt gevangen door iets dat zich niet in maar achter de voorstelling lijkt te bevinden. De schilderijen lijken argeloos opgezet. De schilder probeert niet te imponeren. Niet met een uitdagend of aanlokkelijk kleurenpalet noch met virtuoze penseelstreken. Integendeel, de personages ogen dikwijls verwrongen. De lijnen zijn onnatuurlijk recht, de niet zelden vloekende kleuren verdeeld over grote vlakken. Deze soms haast schetsmatige vormen staan in schril contrast met het vertelde verhaal. Of eigenlijk wordt het verhaal juist met zoveel klem verteld doordat de kunstenaar al het overbodige achterwege laat. De schilderstijl is van opsmuk ontdaan, zelfs zozeer dat zij wat primitief oogt. Alleen het elementaire is gebleven.

In zijn beste werken slaagt Gerritsen erin zijn fascinaties met zo’n zeggingskracht tot leven te wekken dat zij het particuliere ruimschoots overstijgen. Dat lukt hem met betrekkelijk minimale middelen; een blik, een lichaamshouding, een opvallend kapsel, een opmerkelijke ketting. Daarmee spreken zijn personages. Ze brengen geen boodschap over, maar op hun eigen, onnadrukkelijke wijze maken ze wel contact met de kijker. Ondanks het wegkijken, de ontwijkende ogen, de ingezakte schouders en heel die lijdzame lichaamsuitdrukking raakt hun wereld voor even aan die van de toeschouwer. Dat die zich realiseert dat hij eigenlijk niets weet van degene met wie hij nu een moment lang oog in oog staat, is misschien de kern van Gerritsens werk. Zoals het kortstondig opheffen van het isolement waarschijnlijk de treffendste verbeelding van isolement is. Zo alleen kun je zijn. Los van de geschiedenis en iedereen.

VERDWENEN HORIZON
Ad Gerritsen
t/m 7 juni 2008

Livingstone Gallery
Anna Paulownastraat 70-A/B, Den Haag
www.livingstonegallery.nl

Ad Gerritsen, overzicht VERDWENEN HORIZON
Ad Gerritsen, PARADISE LOST V, 2005
Ad Gerritsen, WESTFALEN III, 2008