Visie op het leven in het kunstmuseum

Daphne Pappers

Op 4 november ben ik getuige van de opening van de tentoonstelling met de lange titel van Jennifer Tee (Arnhem, 1973) in het Stedelijk Museum in Sittard. Voordat we de zaal in mogen, wordt de openingshandeling verricht: een optocht van drie enorme kleurige spandoeken, van het museum naar de even verderop gelegen markt en weer terug. Onwillekeurig denk ik eraan hoe ik in dit stadje jarenlang carnaval heb gevierd. Carnaval is een ritueel, en daar gaat deze tentoonstelling ook over.

Jennifer Tee, werkzaam aan de Rijksakademie in Amsterdam, maakt TTT's, Total Tee Transformers, multimedia installaties die mentale werelden verbeelden. In haar onderzoek naar de mythologieën van de mens was voor deze tentoonstelling Brazilië onderwerp van research. Museumdirecteur Stijn Huijts leidt de openingsgangers, die in groten getale zijn meegekomen uit Amsterdam, in in de tentoonstelling. Hij voelt zich als het konijn in ‘Alice in Wonderland' want ook wij moeten straks met hem mee, door een sluis naar de sprookjeswereld van Jennifer Tee. Wat we daar mogen verwachten, is in ieder geval geen l'art pour l'art waarschuwt hij, geen formalisme en ook niet What you see is what you get, maar een visualisatie van een intens engagement, de wereld van een kind van deze tijd. En die modelleert zich aan de hand van verhalen van helden. Wie zijn Tee's helden dan? Twee in Brazilië geboren kunstenaars: Helio Oiticica (1937-1980) en Öyvind Fahlström (1928-1976), die zich allebei afzetten tegen de kunstwereld. Oiticica legde zich toe op antikunst, Fahlström op het zogenaamde ‘open kunstwerk'. Werk van beiden is opgenomen in de tentoonstelling, als een fictieve posthume ontmoeting.

Ook Jennifer Tee's werk is een vermenging van de kunstwereld en de echte wereld. Zij beoefent haar kunstenaarschap op een open en vloeiende manier.

Soms lijkt een tentoonstelling net een voorstelling: de opening is een happening, daar moet je bij zijn. De resten vormen de expositie. Moeilijke opgave om daarvoor dezelfde spanning te creëren. Maar goed, ik was bij de opening: achter de spandoeken aan mogen we door de sluis die zich achter een deur bevindt. Het is een houten gebouwde gang waar op een verhoging lampjes staan en kussentjes en kleurige klompen gestold kaarsvet liggen. Dan een gang door met aan het eind een rode vlag met de tekst ‘Seja Marginal, Seja Herói' (Wees Marginaal, Wees een Held). Dan gaat de stoet de hoek om en komt in een soort heiligdom. De spandoeken lopen een tijdje in de rondte en worden dan aan de kanten neergezet. Als je goed luistert, hoor je swingende Braziliaanse muziek. Er zijn projecties op de muren en een monitor met een dansende Braziliaanse man. Als je goed kijkt, zie je door de vrolijke Braziliaanse kleuren op de spandoeken ineens de voorstelling van de motieven: rijen handen die een pistool richten op een schietschijf en heel veel losse vingers.

In het midden van de grote, van de buitenwereld afgesloten museumzaal bevindt zich een opstelling van opgestapelde blokken getooid met banen gekleurde stof. Er rond omheen ligt een strook kaarsvet waaruit kleine schelpjes steken en, verontrustend: een stuk of tien paar gele opgezette handen. De buitenste ring van het ‘altaar' bestaat uit gekleurde kussentjes die op de grond liggen. Samen met de kunstenaar voert een drietal helpers het ritueel uit: op elk kussentje leggen zij dichtgeknoopte pakketjes stof met een mengsel van specerijen, bloemen, rijst en granaatappel. Als sluitstuk voert de kunstenaar de toverknal uit in de vorm van (binnen)vuurwerk! Als je voor het altaar staat, kun je lezen wat er op de linten geschreven is: ‘through my blood, through my sweat this love will live'.

Voor Jennifer Tee is de tentoonstelling een weerslag van een vijf weken durende ontdekkingsreis door Brazilië, een zoektocht naar het leven en werk van haar helden en naar de verschillende facetten van het leven en de cultuur in Brazilië. Net als haar helden neemt ook zij geen genoegen met het één op één karakter van de kunstwereld, zij verwerkt de maatschappelijke realiteit in haar kunst. De expositie In Air I presume… toont de mix van lichtheid, blijheid en liefde met de hardheid, de armoede en het onrecht van het Braziliaanse leven. Voor de museumdirecteur is het zichtbaar een groot genoegen deze solo in huis te hebben gehaald. Voor mij blijft, ondanks de aardige ervaring en de mooie werken van de helden, de vraag hangen of deze kunstvorm wel thuishoort in een museum voor hedendaagse kunst. De gebezigde terminologie: onderzoek, participatie en de voltooiing van het kunstwerk in contact met publiek, zet mij er op zijn minst toe aan de kunstenaar aan te moedigen deze TTT aan te bieden bij andersoortige musea zoals het Amsterdamse Tropeninstituut. Dan blijft de ervaring niet voorbehouden aan het kleine kunstpubliek dat op zijn manier kijkt. Breek de kunstcodes open, zeker als je je associeert met een Oiticica die antikunst predikt.

En dan heb ik het nog niet eens over de vraag of je met een TTT het gewenste authentieke Brasil-effect bereikt in een museumzaal met systeemplafond.

JENNIFER TEE: IN AIR I PRESUME THE NON-LOGICAL HUNT FOR TOVERKNAL, 4 nov 2001 tot 6 jan 2002

Het Domein, Kapittelstraat 36, Sittard

Publicatie: een ‘landkaart' in de vorm van een T, met een tekst van Roel Vlemmings.