Tubelight ontdekt Almende #2: Drie moswezens aan de oever van het Witte Meer

Anna-Rosja Haveman & Vanessa van 't Hoogt
Foto: Kunsthuis SYB & Eric Giraudet

Anna-Rosja Haveman: Aan ons de vraag om dieper in te gaan op één van de getoonde performances tijdens de triënnale van Beetsterzwaag. Welk werk heeft jouw voorkeur?

Vanessa van ‘t Hoogt: Ik raakte in de ban van de talige en performatieve gedaanteverwisselingen van Madison Bycroft: van man naar vrouw, van mens naar dier. Voor onze neus transformeerde zij door verschillende zelfgemaakte kostuums en accessoires, ondersteund door video’s en geluid. De gebruikte materialen, zoals badmatten, droegen bij aan de absurde sfeer die Bycroft zingend, acterend en rappend in een one-man-show neerzette. Op sommige momenten doorbrak Bycroft de vierde wand, bijvoorbeeld wanneer ze aangaf uit welk boek ze citeerde. Literaire bronnen, familiale anekdotes en schijnbaar wetenschappelijke feiten over zeekatten bracht zij samen in een innemende en vermakelijke performance.

ARH: Eigenlijk waren alle performances indrukwekkend. Mooi is ook hoe er veel thematische overeenkomsten tussen de drie performances te vinden zijn: zeedieren, slijm, gender fluïditeit, vervagende grenzen tussen menselijke en natuurlijke entiteiten, enzovoort. Misschien halen we ons te veel op de hals als we dit allemaal willen duiden. Mij zijn achteraf de performances van Eglė Budvytytė en Müge Yilmaz meer bijgebleven. Zowel door de repetitieve melodieën (Budvytytė) als door het trage tempo (Yilmaz) waren deze performances bijna hypnotiserend en meditatief. Misschien was Yilmaz’ opvoering van The Concrete: The Mountain wat betreft de locatie het meest uniek: aan het Witte Meer, buiten het dorp, tijdens het laatste licht van de schemering, bijna in het donker en non-stop regen. Het werk kwam perfect tot zijn recht, ondanks of juist door de natte omstandigheden.

VvtH: De omstandigheden van The Concrete: the Mountain waren inderdaad exceptioneel. De performance werd voor het eerst opgevoerd in Beetsterzwaag in 2017 als resultaat van een kunstenaarsresidentie in Kunsthuis SYB. Mijns inziens heeft Yilmaz niet alleen onze vervreemding van de natuur aangekaart, maar ook een gelegenheid geschapen waarin de deelnemers dichter bij de natuur konden komen. Aangekomen bij het Witte Meer kwamen geleidelijk drie performers uit het bos naar de oever van het meer gelopen. Verborgen onder wat op mos en andere natuurlijke materialen leek, waren de performers niet meer als individuen te herkennen. Hun langzame handelingen eindigden in een mystiek ritueel onder de verlichte bovengrondse wortels van een oude boom. De lichtgevende glazen, die doen denken aan plastic flessen brachten letterlijk licht in het donker, maar ophelderend was het niet: de situatie bleef onduidelijk.

ARH: De performance wist mij even geheel los te zingen van de stedelijke omgeving waarin ik me dagelijks waan. Dat begon eigenlijk al toen we een half uur van het dorp naar het bos wandelden. In het bos hoorde je tijdens de performance alleen het getik van de regen op de regenjassen, paraplu’s en de bladeren, waardoor het letterlijk en figuurlijk een onderdompeling in de natuur was. Gedurende de performance kwam ik in tred met de langzame bewegingen en kon ik het alledaagse tempo loslaten. Er was zelfs een moment waarop de performers steeds verder in de verte verdwenen en alle staande toeschouwers even langzaam dezelfde richting op bewogen. Dat had iets heel rustgevends, toch?

VvtH: Het was inderdaad rustgevend, maar soms vond ik het juist griezelig en mysterieus. Op weg naar het meer waren we voorzien van zaklampen om de weg te kunnen vinden in de schemering. Op de terugweg, toen de kunstenares ons adviseerde rond te kijken, viel op dat we ook tijdens de wandeling niet alleen waren. Lichtreflecterende ogen kwamen tussen de bomen tevoorschijn. Waren het de wolven die nu ook Beetsterzwaag hadden bereikt? Toen de gecamoufleerde performers, die ik toen meer als mosmonsters heb ervaren, op de deelnemers afkwamen, zette ik een stap terug. Ik was zo opgegaan in het tableau vivant, dat ik het niet kon helpen om terug te deinzen. De beperkte perceptie in het donker droeg ook bij aan het unheimliche gevoel. Hoe zou Yilmaz deze mosmonsters hebben bedoeld?

Door Kunsthuis SYB worden ze als volgt omschreven: Een ghillie suit is een type camouflagepak dat is bedekt met een weelderige vacht. Het is ontworpen om de drager volledig op te laten gaan in zijn omgeving tijdens de jacht of in een oorlogssituatie. De beste ghillies zijn handgemaakt uit natuurlijke materialen: bladeren, twijgjes en mos voor een bosrijke omgeving of grassen voor op de savanne. Ghillie suits zijn terugkerende motieven in het werk van Müge Yilmaz: ze verbeelden een vloeiend grensgebied waarin de moderne, van de natuur vervreemde mens weer even samen lijkt te vallen met zijn oervorm.

Foto: Kunsthuis SYB

ARH: Op de foto’s van de ghillies zie je dat ze uit verschillende kleuren bestaan: donkergroen, roodachtig en wit. In het donker zag je echter alleen een verschil tussen een lichte, middelmatige en een donkere ghillie. De simpele composities van de drie kleurgradaties bleven interessant omdat de kleuren (of eigenlijk nam je alleen licht en donker waar) allemaal terugkwamen in het landschap, en soms daarmee samen leken te smelten. De figuren bewogen constant op de grens tussen het waarneembare en het onzichtbare. Zo ging de lichtste ghillie soms op in de reflectie van het meer, wanneer een donkerdere ghillie op de grond lag zag je slechts iets dansen op je netvlies. Maar niet alleen visueel, ook auditief gingen de performers in hun omgeving op. Probeert de kunstenaar zo de performers en in het verlengde daarvan de dominante mens nietig te maken?

ARH: Het Antropoceen (het tijdperk waarin menselijke activiteit mondiaal haar stempel begint te drukken op het ecosysteem en de geologie) is een term die zowel door de curatoren van de triënnale als de kunstenares wordt aangehaald. Hoe verhoudt de performance zich tot dit begrip? Ik vond het geheel iets oer-achtigs hebben, iets primitiefs, waardoor ik deze performance zou opvatten als een tegenbeweging, tegen de overheersende positie van de mens in. In de tekstuitingen lees ik dat de curatoren (Niekolaas Johannes Lekkerkerk en Julia Geerlings) met de triënnale pogen te onderzoeken “hoe we een gemeenschap op basis van artistieke experimenten kunnen ontwikkelen tot een meer inclusieve zone waarin mensen en niet-mensen, het levende en het levenloze, het organische en het anorganische op gelijke voet bestaan.” De performance sloot hier goed op aan in de zin dat mens en natuur in de performance samenkwamen, of gelijkgeschakeld werden. Het bleef in het midden of hierbij gespeculeerd werd over een ver verleden of juist over de toekomst. Misschien kwamen de ghillies de restanten van onze huidige tijd tegen in de toekomst, bijvoorbeeld de lichtgevende glazen. Vooral wanneer de holte van een boomstam tegen het einde werd uitgelicht kreeg ik deze indruk. Het wit-blauwe licht riep bij mij de associatie van een beeldscherm op, een verwijzing naar de technologie die ons dagelijks omgeeft en ons leven bepaalt. Wat was jouw interpretatie? Misschien was het einde van de performance een herinnering aan het verleden waarin het ritueel en het licht de enige afleidingen van de natuur waren, of was het een blik in de toekomst waarin we de primitiviteit weer waarde toekennen?

Foto: Kunsthuis SYB & Eric Giraudet

VvtH: Naar mijn mening was het een performance die ons wilde wijzen op onze relatie met de natuur door ons een ontwikkeling te laten doormaken: van ons dagelijks haastig leven dat door de snelle ontwikkeling van de technologie wordt bepaald, terug naar onze wortels. The Concrete: The Mountain is een mogelijkheid om tot stilstand te komen in een mystieke en minimalistische atmosfeer. Er gebeurde misschien niet zo veel, maar de simpliciteit heeft juist bijgedragen aan de kracht van de performance: een reis door de tijd, terug naar de oer-mens.

ARH: Of een transformatie in bewustzijn, wandelend terug leken de bomen levendiger dan ooit.

Anna-Rosja Haveman en Vanessa van ’t Hoogt zijn kunsthistorici, curatoren en onderzoekers. Zij richtten samen de Livingallery op, een pop-up projectruimte in Groningen waarmee ze presentaties ontwikkelen met jonge veelbelovende kunstenaars. Daarnaast zijn zij als schrijversduo betrokken bij de artist-in-residence Het Resort en schreven zij in 2017 en 2018 de eindexamencatalogus voor het Frank Mohr Institute.