Comrades of time ontleent zijn titel aan het gelijknamige artikel van Boris Groys in e-flux (2009). Hier beschrijft de filosoof hoe enkel time-based art – kunst met tijdsverloop, zoals video en performance – zich kan profileren als hedendaags, als een ‘kameraad van de tijd.’ Waar canonieke kunstvormen als schilderen, beeldhouwen en tekenen gebaseerd zijn op tijd als een solide basis, houdt time-based art zich juist bezig met tijd die zich op het randje van verloren bevindt, omdat zij niets productiefs voortbrengt. Groys noemt dit excessive time: gerekte, verlengde tijd, die volgens hem van belang is voor hedendaagse kunst en niet samengaat met de traditionele kunstvormen.
Curator Bas van den Hurk lijkt Groys’ standpunt ter discussie te stellen: Comrades of time presenteert voornamelijk canonieke kunstvormen. De tentoonstelling vindt plaats in het nieuwe Project Space Tilburg. Bij binnenkomst vallen zeven schilderijen van Josh Smith op, waarbij delen van het canvas onbenut blijven. Verderop hangt een gehavende grijzige deur van Gedi Sabony, die uit de muur lijkt te komen. Is het werk plat of driedimensionaal? Schilderij of sculptuur?
In de ruimte achter Sibony’s werk zijn een installatie van Rachel Koolen en een werk van Koen Delaere te zien. Koolens Selfportrait in drag (2012) bestaat uit een videoloop met afwisselend beelden van een kunstbeurs, grote winkelketens en rasters. Daarnaast liggen opgestapelde houten platen met hooi erop, daarover een vlechtwerk van vuilniszak-achtig materiaal. Het schilderij van Koen Delaere wekt een bijna impressionistische indruk door de pastelkleuren en borstelachtige textuur. Om de hoek beplakte Thomas l’Anson een muur met grafische prints, waarin cryptische tekstjes te ontwaren zijn.
Amanda Ross-Ho bouwde haar ruimtelijke werk Triangles and Teak Reams (2010) op uit meerdere driehoeken, terwijl een herenkostuum van Bas van den Hurk is gedrapeerd over een handdoekenrek. In een apart kamertje wordt de video Bodies of Society (2006) van Klara Lidèn getoond, waarin ze een fiets met een ijzeren buis bewerkt – de ruimte waarin de film is opgenomen lijkt erg op die waarin de video te zien is. De monitor is naar de straatkant gericht en daardoor ook vanaf buiten te bekijken; de video draait ‘s avonds door. De in museale instituten of tentoonstellingsruimtes altijd voelbare scheidslijn tussen binnen en buiten wordt door dit werk nog eens benadrukt.
Ondanks het uiteenlopende materiaal- en mediumgebruik, gaan de geëxposeerde werken onderlinge verbanden aan zonder elkaar te overheersen. Dit geldt bijvoorbeeld voor de borstelige textuur van Delaeres schilderij en het hooi uit Koolens installatie, of de opmerkelijke details in de ogenschijnlijk strakke werken van Ross-Ho, l’Anson en van den Hurk.
Boris Groys’ bewering dat de canonieke kunstvormen zijn gebaseerd op tijd als solide gegeven lijkt hier in Project Space niet op te gaan. Wie om de werken heen loopt, merkt dat ze voortdurend van vorm veranderen en vanuit meerdere perspectieven te bekijken zijn. Elk gaat een eigen relatie aan met de beschouwer, waarbij subject en object steeds van plaats wisselen. Hierdoor kunnen deze ‘traditionele’ kunstwerken onmogelijk geplaatst worden in de tijdsquarantaine die Groys voorstelt. Hoewel de complexe thematiek een deel van de bezoekers zal ontgaan, zijn de getoonde kunstwerken met recht “comrades of time” te noemen.