‘Kunst is alles wat de norm niet is’, aldus kunstenaar en blogger Niek Hendrix in een videoportret. Een stevige uitspraak zoals die te verwachten zijn bij jonge en ambitieuze schilders. En aan ambities geen gebrek. Zonder enige schroom kunnen we stellen dat 2017 het jaar van Hendrix is. Na een Werkbijdrage Jong Talent van het Mondriaan Fonds en de daaropvolgende presentatie in Prospects & Concepts op Art Rotterdam, was zijn werk te zien bij Kunsthal KAdE, Dapiran Art Project Space, Volta in Bazel, de triënnale Van Stof tot Asse in België en Rosalux in Berlijn. En als kers op de taart volgde de toekenning van de Prijs voor de Vrije Schilderkunst begin oktober. Een mooie doorstart na jarenlang voornamelijk bekendheid te hebben genoten als blogger van zijn eigen webglossy Lost Painters.
Toch is het verstandig om dit enthousiasme lichtelijk te temperen. Zijn meest recente tentoonstelling, Het Geheugentheater in De Ketelfactory in Schiedam, stelt teleur. De bescheiden presentatie biedt plek aan slechts een handjevol olieverfwerken op paneel. Gepresenteerd in de drie kleine ruimtes op de begane grond heeft Hendrix met podia de architectuur van de voormalige melkfabriek gedeeltelijk in een labyrintisch routespel getransformeerd. Hoewel dit misschien enerverend had moeten werken, zijn juist die podia een belemmering. De afmetingen van deze structuren bepalen zodanig de ruimte dat je je gevangen voelt in je bewegingsvrijheid. De vraag dringt zich op wat het doel en functie ervan is en of de werken niet tweede viool spelen. Wat het toneel had moeten zijn om de werken te laten schitteren, doet nu afbreuk aan de ‘absolute’ kracht van deze objecten. Een tegenstrijdig resultaat. Of is dat juist de bedoeling?
Het ‘absolute’ versus het ‘relatieve’ is een terugkerend thema in het oeuvre van Hendrix. De grotere context – zowel de ruimte waarin het getoond wordt als ook de mensen die de kunst bekijken – bepaalt en vormt het werk. Een kunstwerk maakt altijd deel uit van een netwerk. Voor Hendrix is het weergeven, in kaart brengen en op z’n kop zetten van dat netwerk, het doel. De kunstenaar eigent zich voor zijn praktijk bestaande beelden toe, of dat nou oude of hedendaagse schilderijen, foto’s, logo’s of tekeningen zijn, en ontdoet ze van kleur en medium. Op deze manier wil hij niet alleen doordringen tot de werkelijke structuur van de beelden maar hoopt hij ook de illusoire kracht ervan te ontrafelen. Met andere woorden, hij gaat op zoek naar hoe die beelden zijn gemaakt en hoe ze op de toeschouwer inwerken. Om dit te bewerkstelligen schildert hij alles in dezelfde wit-, zwart- en grijstonen waardoor een vorm van continuïteit en gelijkheid ontstaat. Op deze manier krijgt een pijl bijvoorbeeld dezelfde waarde als een raam.
Zo worden meesterwerken van grootheden als René Magritte of Francisco de Zurbarán in een nieuw jasje gestoken. Maar wat levert het daadwerkelijk op? Dagelijks worden wij overladen door een gigantische hoeveelheid aan beelden. Bekende kunstwerken horen daar ook bij. Zijn die ‘absolute’ beelden, zoals Hendrix deze meesterwerken noemt, ontkracht van deze eigenschap? Krijgen zij in een nieuwe context een nieuwe betekenis? De presentatie in Schiedam betwist dit streven. In vorige presentaties zette Hendrix zijn panelen fysiek naast elkaar, om zo een dialoog op te zetten. Door beelden te combineren, botsen werkelijkheden en ontstaan er verbindingen naar een voor iedere toeschouwer andere waarheid. In Het Geheugentheater zijn de panelen afzonderlijk van elkaar gepresenteerd, met veel tussenruimte. Een dialoog wordt niet gestart, nieuwe betekenissen nauwelijks gecreëerd, het ‘absolute’ niet ontkracht maar juist in stand gehouden. Het bevragen van onze visuele overload en de waarde van deze beelden gebeurt niet. Wat betekent de tentoonstelling zonder deze pijlers?
Het oeuvre van Hendrix en deze presentatie roepen veel vragen op. En die blijven zich opstapelen. Zoals het gebruik van spiegels in de tentoonstellingszalen, een in iedere ruimte. Even groot als de werken moeten deze spiegels de presentatie in een andere dimensie plaatsen, de werken extra cachet geven, de ruimte vergroten. Daar ga je van uit. Wellicht zijn ze slecht gepositioneerd, is het licht niet optimaal, of de afstand te ver, maar al met al voegen deze spiegels niets toe en leiden ze af. De tentoonstelling doet zijn naam wel eer aan; ‘geheugentheater’ is de correcte benaming voor wat het publiek voorgeschoteld krijgt. De plaatjes voldoen eenvoudig aan wat wij reeds kennen en het opstellen van podia vervolledigt dit. Gemakzuchtig is het wel. Vernieuwend is het niet. En prikkelend al evenmin.
Kunst is alles wat de norm niet is. Dit citaat blijft in mijn gedachten ronddwalen. Hendrix bewijst met deze tentoonstelling dat zijn werk juist conformeert aan de norm, dat het stramien waartegen hij vecht ver te zoeken is. Willen rebelleren is een ding, er in slagen is een ander. Het Geheugentheater is een toneel der pretentie, een behoeftige en gemakzuchtige zet om wellicht het onmogelijke mogelijk te maken.
Laure-Anne Tillieux is redacteur bij Tubelight. Ze houdt van ontdekken, onderzoeken, schrijven en heeft een eigen blog genaamd Little artnecdotes.