Ton van ’t Hof

Jaap Schaaf, Joep van Ruiten

nederland is groot

nederland is groot geworden door immigratie
door invloeden van andere culturen
door de aziaten bruut uit te buiten
door een ruimhartig toelatingsbeleid
door het slimme handelsinstinct en door eigen bedrijven
door de prominente rol van het water en het bouwen van
dijken
door de handel in harddrugs, door positief te denken
door denkers, niet door mensen die achter een mannetje met
een iq van 80 (bush) aanrennen
door windenergie en dreigt nu te stikken in regelzucht van
overheden

Ton van ’t Hof

Fragment uit het lange flarfgedicht nederland is groot uit de bundel Je komt er wel bovenop (2007).

In het gedicht heeft Van ’t Hof bijna alle door Google opgehoeste zoekresultaten van de zoekopdracht ‘nederland is groot’ vrijwel ongewijzigd verwerkt. Ton van ’t Hof werkt in het dagelijks leven als kolonel bij de luchtmacht. Daarnaast is hij schrijver van conceptuele poëzie en verkenner van de taalgrenzen. Dat laatste wordt nog het best geïllustreerd door Kamer, het slotgedicht in zijn nieuwste bundel Aan een ster/ She argued. Kamer bevat alle tekst die kolonel Van ‘t Hof in februari 2009 in zijn kamer tegenkwam toen hij in Afghanistan verbleef, zonder daarbij boeken of tijdschriften open te slaan. Zinnen van internet, tekst op dozen en etiketten, copyrightregels, flarden van nieuwsberichten, namen, adressen. 37 bladzijden achtereen. 

‘Ik verwacht van niemand dat hij het helemaal leest’, zegt Van ’t Hof over Kamer. ‘Het is conceptueel. De kracht van het gedicht zit in de gedachte die eraan vooraf gaat. Ik wilde weten wat taal in deze context doet: Afghanistan, de humanitaire missie, de omstandigheden. Zonder dat het iets over mij zegt, is het zeer persoonlijk. Het gedicht is nu één keer aan publiek voorgelezen. Na afloop kreeg ik een reactie van iemand die ontroerd was geraakt door het loonstrookje in Kamer.’

Van ’t Hof schreef zijn eerste gedichten voor de schoolkrant, maar had meer met tekenen en schilderen. ‘Na de middelbare school werd ik toegelaten tot de kunstacademie én de militaire academie. Omdat ik wilde vliegen, werd het de krijgsmacht.’ Hij was 35 jaar toen zijn belangstelling voor poëzie terugkeerde. ‘Het gebeurde toen ik in de bibliotheek een bundel van K. Schippers uit de kast trok. Daar moest ik iets mee. Poëzie bood me de mogelijkheid om dat uit te drukken wat ik met schilderen en tekenen niet kon uitdrukken. Toen ben ik gaan zitten, aan de keukentafel.’

Zeven jaar geleden raakte zijn dichterschap in een stroomversnelling. Hij kwam via internet in contact met Engelstalige dichters en vroeg toestemming hun werk te vertalen voor publicatie op zijn weblog Poëziepamflet. ‘Het was een openbaring’, blikt hij terug. ‘Er gebeurt zo ontzettend veel in de poëzie. Wat me vooral trof, was de manier waarop Amerikanen de taal als klei weten te kneden. Ze gebruiken het niet alleen als instrument, maar concentreren zich op het middel zelf.’

Zijn vertaalwerk zette hem op het spoor van ‘flarf’, een fenomeen waarbij regels van internet worden geplukt om nieuwe gedichten te maken. Flarf begon aanvankelijk als grap om de jury van een Amerikaanse poëzieprijs te stangen. Van ’t Hof raakte geïnteresseerd toen hij in 2005 als pdf-bestand een dichtbundel van K. Silem Mohammad ontving, waarin de internetvondsten serieus voor poëzie waren ingezet. Een half jaar later was flarf ook in Nederland een begrip.

Deze zomer verscheen de eerste bloemlezing met werk van acht Nederlandse flarfdichters, onder wie Van ‘t Hof. Sindsdien wordt gediscussieerd over het nut en de noodzaak van flarf. Voorstanders verbinden het aan het dadaïsme, collagetechnieken en readymades. Tegenstanders zien het als een nagel aan de doodskist van de toch al zo weinig toegankelijke poëzie. En dan nog: hoe herken je een flarfgedicht? Van ’t Hof: ‘Die herken je niet, tenzij het er onder staat. Je kunt het hooguit vermoeden.’

Het gaat hem om heel andere dingen. Het gebruik van tekstmateriaal afkomstig van internet stelt hem in staat zich uit te drukken op een wijze die hem erg bevalt, zegt hij. ‘Het geeft mij een extra middel om te zeggen wat ik wil zeggen. Het verschaft mij een taal waarmee ik iets over mijzelf kan vertellen, over deze tijd, waarin computers zo cruciaal zijn.’

Inmiddels is Van ’t Hof alweer uitgekeken op flarf – het is slechts een van de moderne middelen die hij voor zijn poëzie gebruikt. Hij wijst op het bestaan van de zogeheten Markov-generator, een computerprogramma waarmee de context en de zinsbouw van bestaande verhalen overhoop wordt gehaald, waarna nieuwe, op zichzelf staande verhalen ontstaan. En over Jabberwacky, een live chat-robot die via internet reageert op teksten die worden voorgelezen of ingevoerd. Jabberwacky ging tien jaar geleden online en kan inmiddels redelijk genuanceerd reageren, al blijft het een machine.

‘Omdat techniek deel uitmaakt van onze samenleving is techniek ook voor poëzie van belang. Ik zoek voortdurend naar computerprogramma’s die een bijdrage aan mijn gedichten leveren’, vertelt Van ‘t Hof. ‘Ik ben nieuwsgierig naar morgen. Ik wil weten hoe ver je kunt gaan’, zegt hij. ‘Ik geloof in vooruitgang. Al betekent dat niet per definitie dat de wereld daar beter van wordt. Mijn ervaring is dat als je de grenzen probeert te verleggen, er nieuwe mogelijkheden ontstaan. Juist die stellen je in staat om met de problemen van alledag om te gaan.’

De bloemlezing flarf verscheen bij de uitgeverij van Van ’t Hof, De Contrabas (Euro 17,50 / 140 pagina’s). De bundel Aan een ster/ She argued van Ton van ’t Hof verscheen bij uitgeverij Stanza (Euro 12,95 / 80 pagina’s). Zie verder: www.decontrabas.com