Laatst liep ik op een ochtend langs Occupy Utrecht. Een man, 50+ en gehuld in ANWB-jas, dronk achter een kraampje zijn koffie. Een fietsende basisschooljongen stopte even. ‘Wat is dat meneer, Occupy?’ ‘Dat betekent ‘bezetten’. Wij zijn tegen heel veel dingen die slecht zijn in de wereld’, antwoordde de man. ‘Oh’, zei de jongen, en hij fietste weer verder. De man nam nog een slok van zijn koffie. Het was weer stil rond zijn kraam.
‘Punk’s not dead’, schalde The Exploited ooit vol goede moed, maar dertig jaar later lijkt het schoppen tegen heilige huisjes toch te zijn gereduceerd tot een zacht tikken tegen de schutting. Anarchisme en anti-establishment zijn helaas nooit meer zo spannend geweest als tijdens de korte, maar vurige periode van de punk waarin veiligheidsspelden, hanenkammen en Sid Vicious menig kraakpand deden beven. Zoals het rebellen doorgaans vergaat worden ze uiteindelijk omarmd door de tegenpartij. Aan het Centraal Museum de eer, met een tentoonstelling die erin slaagt de hoogtijdagen van de anarchie op knappe wijze te institutionaliseren.
God Save the Queen (GSTQ) plaatst de beeldende kunst van het Nederpunk-tijdperk in een decor van onder meer muziek, mode en collages uit dezelfde periode. Hieruit blijkt dat de punkbeweging op veel vlakken sterk werd gevoed door ontwikkelingen in het buitenland, waarbij met name Groot-Britannië en de VS inspireren tot volgen of afwijzen. Gordon Matta-Clark is een van deze voorbeelden en maakt ook nu nog indruk met de film Splitting (1974-1976); intense beelden van huizen die rigoureus in tweëen worden gezaagd. Ook in de werken van andere kunstenaars, zoals Jean-Michel Basquiat en Keith Haring, is eenzelfde intensiteit voelbaar. Het lijkt dan ook niet meer dan logisch dat het gevoel dat uit deze werken spreekt ook zijn sporen heeft achtergelaten op de Nederlandse kunstscene.
Een opvallende Nederlandse reactie op de kunst van over de grens is de Spray Armee, een groep Nederlandse kunstenaars waaronder René Daniëls en Rob Scholte, die reageert op de graffiti die op dat moment in de Verenigde Staten als kunstvorm wordt geïntroduceerd. Meer nog dan kunst an sich tonen de werken van deze groep de algehele vernieuwingskoorts die indertijd ontstaat in ateliers en kraakpanden en die zich in de beeldende kunst met name lijkt te uiten in wilde verfstreken en felle kleuren. Het werk van Max Natkiel is een prachtig aanvullend document dat de vernieuwingskoorts rond de muziekpodia vastlegt in foto’s van het Amsterdamse uitgaansleven: brutale pubers die, bezweet van een avondje vuige gitaarmuziek en gehuld in fascinerende punkensembles, onbekommerd de lens instaren.
De tentoonstelling vangt met dit alles de sfeer en mentaliteit van de late jaren zeventig, maar het gaat pas echt leven in combinatie met de tentoongestelde tijdschriften, posters en collages die de punk in woord en beeld vangen. Ze geven een kijkje in een periode waarin ‘Godverdomme, wij blijven wonen’ en ‘Willen ze oorlog, krijgen ze oorlog’ gangbare posterleuzen zijn; een tijd waarin de bezoekers van het festival Rock Against Religion de dominee ongetwijfeld deden sidderen van angst. Harde woorden en zinnen zijn verpakt in collages en gekunstelde tijdschriften, die voor een hedendaags oog onbedoeld aandoenlijk aandoen en die het onmogelijk maken een gevoel van nostalgie te onderdrukken. Toch spreekt bovenal de energie en kracht van punk: alles moet anders, niets is te gek.
De doe-het-zelf-mentaliteit, een van de pijlers van de punk en de grote kracht van GSTQ, geeft het Centraal Museum helaas ook aanleiding om een overbodige link naar het heden te leggen. ‘Doe-het-zelf was het mantra van die tijd, daarom kunnen bezoekers ook zelf aan de slag met onder andere analoog chatten, graffiti, buttons maken en een interactief drumstel’, luidt het persbericht. En ja, we kunnen ook analoog Facebooken.
Waarom de samenstellers van GSTQ zijn gezwicht voor zo’n obligate 2.0-toevoeging is eigenlijk onbegrijpelijk als je bedenkt dat juist de tentoongestelde werken zelf voldoende zeggen over de verschillen tussen heden en verleden. Bovendien lijkt juist een tentoonstelling over punk uitermate geschikt om zonder poespas een brede – lees, jonge – doelgroep aan te spreken. Overigens, analoog Facebook behelst het prikken van zelfgeschreven briefjes op een prikbord. Het benadrukt eigenlijk een beetje hoe on-punk we met z’n allen zijn.
Dominee Gremdaat sprak tijdens de opening van GSTQ de wens uit dat ooit weer een échte nieuwe golf van rebellie zal opstaan. Na de tentoonstelling gezien te hebben is het alleen maar te hopen dat we dat ooit nog zullen meemaken.
One thought on “Toen punk nog punk was”
Comments are closed.