SMCS: De bovenzinnelijke wereld van Melvin Moti

Lennard Dost
Melvin Moti, still uit E.S.P., 2007

Nadat toenmalig Stedelijk Museum Bureau Amsterdam (SMBA) curator Martijn van Nieuwenhuyzen zijn video No Show in 2004 op de KunstRai in Amsterdam vertoont, begint het balletje te rollen voor Melvin Moti. Ook andere Nederlandse musea ontfermen zich over de jonge Rotterdamse kunstenaar. Zo is in 2005 zijn ‘documentaire’ Texas Honkeytonkin te zien in de tentoonstelling Project Rotterdam (over jong Rotterdams talent) bij Museum Boijmans Van Beuningen, en krijgt hij in datzelfde jaar met The Black Room zijn eerste museale soloshow in het SMBA. Een jaar later wordt zijn werk opgenomen in de tentoonstelling Met Stip (over jong Nederlands talent) in het GEM in Den Haag. En recentelijk was zijn nieuwste film E.S.P. te zien in Docking Station, de projectruimte voor actuele kunst in het Stedelijk.

Melvin Moti mag zich gelukkig prijzen met de steun die Van Nieuwenhuyzen hem gaf, maar hij heeft het toch vooral aan zijn eigen inzet en visie te danken dat de kunstwereld tegenwoordig met hem koketteert. In 1999 studeert Moti (1977) af in de richting Audiovisuele Vormgeving aan de Academie voor Beeldende Vorming in Tilburg. Nog datzelfde jaar wordt hij genomineerd voor de Pontprijs, de Tilburgprijs en de Montevideoprijs. Hij besluit niet te zwichten voor de maatschappelijke druk, maar kiest voor verdieping en vervolgt zijn opleiding aan De Ateliers in Amsterdam, waar hij in 2001 afstudeert. Een jaar later zijn Moti’s vroegste video’s Spuug, Metro, The Line Up en Zonder Titel te zien in een expositie in Buro Empty Gallery Independent Projects in Amsterdam. Op dat moment is hij duidelijk nog zoekende naar zijn vorm: zijn video’s zijn een soort registraties van fysieke handelingen. In Spuug zie je Moti uit een raam hangen en naar beneden spugen (hij probeert sinaasappelschillen te raken); in The Line Up staan twee jongens naast elkaar te plassen in een urinoir terwijl ze met elkaar praten. De brille van Moti’s latere werk ontbreekt, maar filmisch is het vroege werk al veelbelovend.

Een aantal jaar later, in 2004, komt Moti echt goed op gang. Het pad naar succes begint met No Show, een film gebaseerd op een rondleiding aan soldaten in de Hermitage, tijdens de tweede wereldoorlog, terwijl het museum is leeggeruimd. Moti realiseert zich plots dat een kunstwerk zijn iconische lading verkrijgt bij ‘afwezigheid’, een thema dat vanaf dat moment een prominente rol in zijn films zal spelen. In No Show – een soort heropvoering van een absurd, maar waar gebeurd verhaal – ontbreekt de kunst waarnaar wordt verwezen. In zijn latere video’s is ook de mens afwezig; enkel de stem blijft over. Een treffend voorbeeld hiervan is The Black Room, een film waarvan het script gebaseerd is op het leven van de surrealistisch schrijver Robert Desnos en op experimenten van de surrealisten met ‘slaapschrijven’. Terwijl je een acteur hoort vertellen, beweegt de camera uiterst traag langs de met fresco’s versierde wanden van de Zwarte Kamer van de Villa Agrippa bij Boscotrecase, gelegen vlakbij Pompeji.

In alle video’s en films die Moti sinds 2004 maakt, gaan cultuurgeschiedenis en verbeelding hand in hand. In No Show zijn beeld en geluid nog verbonden; in The Black Room wordt de koppeling losgelaten. Ook E.S.P., een 18 minuten durende 35 mm kleurenfilm die in thematiek en vorm (o.a. verstilling) verder gaat waar The Black Room ophoudt, doet een sterk beroep op het inlevingsvermogen van de toeschouwer. De titel is een afkorting van Extra Sensory Perception, een verwijzing naar paranormale experimenten in de jaren dertig van de vorige eeuw. Het verhaal achter E.S.P. is gebaseerd op het leven van de Britse militair J.W. Dunne, die voorspellende gaven zou hebben gehad. Dunne leefde rond de vorige eeuwwisseling en zag in zijn slaap flitsen van de toekomst. Hij besloot zijn dromen bij te houden in zogenaamde ‘droomdagboeken’. In 1927 karakteriseert Dunne zijn dromen daarin als ‘een platform waarin verleden, heden en toekomst in gelijke mate aanwezig zijn’. Een soort lynchiaanse wereld kortom, waarin werkelijkheid en fictie, heden, verleden en toekomst samenkomen. Terwijl een acteur in de huid kruipt van Dunne, en (soms helaas te snel, en daardoor onverstaanbaar) vertelt over zijn dromen – je vraagt je bij Moti altijd af of het verhaal nu berust op fictie of feit, of een mix van beide – zien we met extreme vertraging een zeepbel uit elkaar spatten. Treffender had Moti het niet kunnen verbeelden. Heel eventjes word je meegezogen in de fascinerende wereld van een veelbelovend kunstenaar, maar na achttien minuten ben je weer terug op aarde. Door beeld en geluid los te koppelen, het onzichtbare centraal te stellen, een spel te spelen met fictie en werkelijkheid en het geheel te illustreren met kalme, verstilde beelden, heeft Moti in relatief korte tijd een eigen signatuur ontwikkeld. Toch is E.S.P. net iets minder spannend dan The Black Room. Waar Moti in The Black Room twee periodes uit de cultuurgeschiedenis (surrealisme en Romeinse frescodecoraties) op ingenieuze wijze met elkaar weet te verbinden, daar laat hij in E.S.P. het beeld slechts naar zichzelf verwijzen – om zo een nieuwe episode in zijn fascinerende bovenzinnelijke wereld in te luiden.

E.S.P.
Melvin Moti
t/m 4 november 2007

Stedelijk Museum CS
Oosterdokskade 5, Amsterdam
www.stedelijk.nl