De tentoonstelling Café des Espérances heeft als ambitie om een ander perspectief op het fenomeen oorlog te bieden. Inspiratiebron voor de expositie vormt het boek Austerlitz van de Duitse schrijver W.G. Sebald waarin de hoofdpersoon door trauma’s wordt geplaagd. Het voornaamste uitgangspunt van de expositie is dat oorlog in vredestijd aanwezig is, maar dat deze aanwezigheid verborgen is en opnieuw zichtbaar moet worden gemaakt. Het is een interessante opzet die helaas niet goed wordt uitgewerkt in het Kunstfort bij Vijfhuizen.
In de eerste tentoonstellingsruimte word je als bezoeker geconfronteerd met een rommelige opstelling. Twee bureaus uit de serie werken History Is Made Of Different Shades Of Grey van Kevin van Braak (1975) grenzen aan verschillende bustes die deel uitmaken van een doorlopende performance van dezelfde kunstenaar. De twee bureaus hebben dezelfde kleur grijs, maar ze verschillen in formaat. Een van de bureaus heeft een monsterlijke grootsheid, die past bij de smaak van een megalomaan. Groot genoeg om een kaart van de wereld op uit te vouwen en om te spelen met ontelbare spooklegers.
Het komt daarom niet als een verrassing wanneer je leest dat het bureau een kopie is van Adolf Hitlers kolossale Schreibtisch. Het andere bureau dat kleiner en functioneler oogt, is van Josef Stalin. De strategie van toe-eigening die Van Braak hier hanteert is jammer genoeg iets te simpel in zijn symboliek en verrast daarom niet. Je vraagt je ook af hoe deze werken in relatie staan tot het idee van vredestijd, omdat ze al zo sterk zijn verankerd in de Tweede Wereldoorlog.
Actueler zijn de bustes die achter de bureaus staan en die behoren tot Van Braaks samenwerking met beeldhouwer Tony Fiorentino (1985). Fiorentino maakt gedurende de tentoonstelling portretkoppen van klei, die uiteindelijk bij het fort gebakken zullen worden. Elke kop is een CEO die een schakel vormt in het militair industrieel complex. De bedrijven die zij runnen maken winst door de productie en verkoop van nucleaire wapens. Een klein postertje dringt de bezoeker aan om in te grijpen.
Deze mengeling van kunst en activisme is ook terug te zien in twee werken van Jonas Staal (1981). In een korte video-installatie vliegen twee reclamevliegtuigjes op 5 mei over de Dam. Op hun banners staat de tekst ‘Wees vrij …of anders’. Deze video wordt gecombineerd met een diashow van protesterende mensen voor het Tweede Kamergebouw. Voor het andere werk Search Light plaatste Staal een zoeklicht op een hoog gebouw in Zagreb. Het zoeklicht werd gebruikt om mensen in het donker op straat te volgen. Een slideshow toont voorbijgangers die gevangen worden in een felle lichtcirkel alsof ze bespied worden door Big Brother.
De werken van Staal en Van Braak tonen de staat van oorlog die onder de oppervlakte van een democratie aanwezig is. Het militair industrieel complex verdient nog steeds geld met oorlogstechnologie en de liberale staat hanteert methoden om burgers op directe of indirecte wijze te controleren. De werken zijn ook de meest maatschappijkritische van de tentoonstelling, maar de boodschap wordt weinig vernieuwend gebracht en komt daarom als prekerig over. Dat totalitaire methodes en de wapenindustrie slecht zijn, is een behoorlijke open deur.
Geslaagder zijn de werken die ingaan op de ambiguïteit van oorlog. In Baden Pailthorpes (1984) video-installatie Formations VI lopen Amerikaanse soldaten en Arabische terroristen naast elkaar in een virtuele woestijn. Voor het werk hackte Pailthorpe een computersimulatie die voor trainingsdoeleinden wordt gebruikt door het Amerikaanse leger. Het werk is daarmee een virtuele détournement van militaire hardware. Aartsvijanden worden in de video verenigd in een lange marcherende colonne. Technologie lijkt beide partijen gelijk te schakelen en alle tegenstellingen te laten verdwijnen. Pailthorpes werk verliest helaas wel wat van zijn impact door het kleine scherm waarop het wordt vertoond.
Stefaan Decostere’s (1955) Warum wir Männer die Technik so lieben uit 1985 is een experimenteel tv-essay gemaakt voor de Belgische tv. In de film zijn de filosoof Paul Virilio en kunstenaars Jack Goldstein en Klaus vom Bruch aan het woord over onderwerpen die verband houden met oorlog en technologie. Decostere combineert deze interviews met een stortvloed van beelden en ideeën. Van de werken op de expositie zet deze film het meest aan tot denken. Oorlog is in de woorden van Virilio het laboratorium van de moderne tijd en de katalysator achter grote veranderingen. Het is daarom moeilijk om je simpelweg af te zetten tegen het fenomeen.
Het meest intrigerend zijn verschillende foto’s van Eva Olthof (1983), die goed geïntegreerd zijn in de ruimte van het fort. Rode draad vormt een Duits raketbataljon dat tijdens de Koude Oorlog op verschillende plaatsen was gelegerd. Een foto-installatie in een nauwe gang toont vertraagd het afvuren van een raket tijdens een oefening. In een andere ruimte worden grote foto’s van de gedenkkamer van het bataljon op tafels tentoongesteld. Bepaalde details zijn apart gefotografeerd. Uit de foto’s blijkt dat het bataljon waarde hecht aan oude symbolen en tradities. Je ziet afbeeldingen van Pruisische artillerie ten tijde van de Napoleontische oorlogen, archaïsche emblemen en vaandels; tekens en aandenkens die men gebruikt om oorlog menselijk te maken en een plaats te geven in de geschiedenis. Dit alles staat in de schaduw van de functie van het bataljon ten tijde van de Koude Oorlog en het technische en kille karakter van de oefeningen en het wapentuig.
In Olthofs werk liggen nostalgie, herinnering en de dreiging van vernietiging dicht bij elkaar. Haar werk resoneert het beste met de ondertitel van de tentoonstelling, die gaat over de hard- en software van oorlog, en het heeft de sterkste link met de boeken van Sebald waar fotografie wordt gebruikt om verborgen verbanden zichtbaar te maken. Die resonantie mist bij veel werken op de expositie. Wanneer een zo indringend onderwerp als uitgangspunt is genomen, is het jammer dat de tentoonstelling als geheel te vrijblijvend overkomt.