Overtuigende beelden verbloemen gebrekkig onderwerp

Lennard Dost

Aansluitend op de Noorderlicht fotomanifestatie toont het Groninger Museum een groot deel van haar imposante fotocollectie. In de tentoonstelling is werk te zien van meer dan twintig gerenommeerde fotografen. De rode draad vormt ‘de menselijke aanwezigheid’. Volgens museumdirecteur Kees van Twist geeft dit soort overzichtstentoonstellingen een goed beeld van de identiteit van het Groninger museum. Minstens zo veelzeggend is volgens mij dat het Groninger Museum met Oog in Oog inhaakt op de behoefte van het toch al aanwezige Noorderlichtpubliek. Marketingtechnisch erg sterk. Helaas roept de tentoonstelling wel een aantal vragen op.

Uitgangspunt voor het verzamelen van fotografie was de tentoonstelling Fotografia Buffa, geënsceneerde fotografie in Nederland (1986). Ondanks dat toenmalig directeur Frans Haks bij zijn aanstelling in 1978 nog had laten weten dat fotografie niet in zijn beleid paste, zou hij daar zes jaar later al op terugkomen. Adriaan van der Have exposeerde in galerie TORCH destijds werk van Nederlandse kunstenaars dat uitstekend paste in ‘het speelse, kleurrijke en vernieuwende beleid van het Groninger Museum’. Sindsdien richt het Groninger Museum zich aangaande de fotografie op drie peilers: de modefotografie, de confronterende – en geënsceneerde fotografie. Zo waren er de afgelopen jaren tentoonstellingen te zien van illustere namen als Anton Corbijn, Andres Serrano, Larry Clark en Erwin Olaf – allen ook nu weer vertegenwoordigd. Daarmee vervult het museum een belangrijke rol als internationaal podium voor hedendaagse kunstfotografie.

In Oog in Oog staan drie tentoonstellingen centraal: Fotografia Buffa (1986), Peiling IV: Hollandse Nieuwe (1995) en Black and Blue (1996). In die eerste ging het vooral om sprookjesachtige, fantasievolle beelden. De belangrijkste exponent was Teun Hocks, eigenlijk ook de enige die ons is bijgebleven. Zijn introverte beelden – waarin hij vaak zelf figureert – worden wel omschreven als ‘melancholieke ensceneringen’, in feite een mix van romantiek en surrealisme. In de Peiling IV zaal staat de commerciële fotografie centraal. Dan kun je denken aan het duo Van Lamsweerde/Matadin en de computergemanipuleerde beelden van Micha Klein. Van Klein wordt bij binnenkomst ook zijn panoramische vierluik Virtualistic Vibes (1996) getoond, één van de sleutelwerken uit zijn oeuvre. Black and Blue schetst een haarscherp beeld van de onderkant van onze samenleving. Iedereen kent wel de pornografisch getinte tienerfoto’s van Larry Clark. Oog in Oog toont enkele exemplaren uit de serie Teenage Lust.

Doorgaans richt het Groninger Museum zich bij het verzamelen op eigentijdse fotografie. Een aantal keren is een inhaalslag gemaakt. Zo is er naar aanleiding van Fotografia Buffa bijvoorbeeld werk aangekocht van Angus Mcbean (te zien in de zaal ‘Voorlopers’). Het zwaartepunt van de fotocollectie, en dus ook van deze tentoonstelling, vormen de foto’s van Van Lamsweerde/ Matadin. Van hen heeft het Groninger Museum inmiddels meer dan 70 werken in de collectie.

Ondanks de imposante reeks beelden – het Groninger Museum bewijst met deze tentoonstelling dat ze in een vroeg stadium investeert in aanstormend talent (bijvoorbeeld Anthony Goicolea, Anuschka Blommers en Niels Schumm) en oog heeft voor de historische lijn – signaleer ik toch een aantal eigenaardigheden. Zo zijn de geëxposeerde foto’s van Bruce Davidson niet illustratief voor diens confronterende fotografie – waarom zijn destijds juist deze werken aangekocht? – en lijkt de zaal met fotowerk van ‘schilders en performers’ er met de haren bijgesleept. Eigenlijk weten uit die categorie ook slechts Bruce Nauman, Jeff Koons en Gilbert and George echt te overtuigen.

(Belangrijk om te realiseren; het Groninger Museum heeft de nare gewoonte om de hoofdtentoonstellingen ‘rechtsom’ te programmeren.)  

OOG IN OOG, t/m 5 december 2005

Groninger Museum, Museumeiland 1, Groningen