Onvoltooid verleden tijd

Irene de Craen
Cyprien Gaillard, VIEW OVER SIGHTHILL CEMETERY, 2008 (Courtesy of Laura Bartlett Gallery, London)

Eén dag voor de opening van Beton Belvedere was het precies honderd jaar geleden dat de Franse ochtendkrant Le Figaro het futuristisch manifest publiceerde. De auteur Filippo Marinetti en zijn handlangers pleitten hierin voor snelle vooruitgang en ontwikkeling op alle gebieden van de samenleving en deden agressief afstand van alle vormen van wat zij zagen als nutteloze sentimentaliteit. Musea, bibliotheken en academies noemden ze ‘begraafplaatsen voor verspilde inspanning’. De enige manieren om af te rekenen met het verleden en een glorieuze toekomst tegemoet te gaan, waren oorlog en vernieling.

De prioriteiten van veel hedendaagse kunstenaars staan haaks op die van de futuristen. Tegenwoordig zien velen de toekomst niet meer zo rooskleurig tegemoet en worden bezinning en reflectie op het verleden steeds belangrijkere thema’s in de beeldende kunst. De tentoonstelling Beton Belvedere van de Franse kunstenaar Cyprien Gaillard (1980) is hier een voorbeeld van. Parallel aan deze tentoonstelling in de galerie van Stroom in Den Haag vindt ook het project Dunepark plaats. Voor dit project graaft Gaillard letterlijk naar het verleden door een bunker uit een duin bij Scheveningen te graven. Voor een periode van een maand wordt dit vergeten bouwsel blootgelegd. Vervolgens zal het weer met zand worden bedekt en opgaan in het landschap.

Gaillard reist de wereld af naar plekken waar het modernistische erfgoed vernietigd wordt. Hij strijdt hiermee tegen de culturele vergetelheid die veroorzaakt wordt door wat hij ‘staatsvandalisme’ noemt. Uiteindelijk is alles onderwerp van verval, zo redeneert de kunstenaar. Het is juist dit natuurlijke proces dat vrij spel zou moeten krijgen, niet de menselijke hand.

Sommige van zijn werken zijn door de materiaalkeuze zelf ook onderhevig aan verval. De serie Field of Rest bijvoorbeeld bestaat uit een serie polaroid foto’s, een materiaal dat al na enkele jaren vervaagt en aan kwaliteit verliest. De foto’s zijn in een hoek van 45 graden gemaakt en liggen als het ware ‘begraven’ onder een vijfdelige, gelaagde passe-partout. Ze tonen verschillende scènes van verval, zowel door menselijk ingrijpen als door de tand des tijds. Op één van de kleine foto’s, getiteld Field of Rest (Umpqua), is een verlaten, in onbruik geraakte steiger afgebeeld. De steiger ligt niet direct aan het water, maar torent hoog boven het wateroppervlak uit. Al snel wordt duidelijk dat het verval van de oude steiger onlosmakelijk is verbonden met de bouw van de gigantische stuwdam die in de verte te zien is. De dam staat in sterk contrast met het gammele, houten steigertje en het geheel, gehuld in de mistige kleuren van een zonsondergang, druipt van de romantiek.

Field of Rest (Sighthill standing stones) uit dezelfde serie toont op de voorgrond, in een verlaten grasveld net buiten de stad, een neolithische steencirkel, terwijl op de achtergrond een gelijkvormige groep modernistische flatgebouwen zichtbaar is. De voor- en achtergrond in Field of Rest zijn behalve in ruimte ook in tijd van elkaar verwijderd. Toch zijn beide tijdzones onderdeel van het nu, en van het moment waarop de foto genomen is. De hele reeks heeft iets weg van een serie snel genomen vakantiekiekjes. De kunstenaar lijkt met de foto’s een archief aan te willen leggen van plekken en momenten die té onbeduidend zijn om een plaats in het collectieve, culturele geheugen te bemachtigen.

Het spel van tijd en ruimte zet zich voort in View over Sighthill Cemetery, een meer dan twee meter hoge foto waarop een oude begraafplaats te zien is. De stenen staan scheef en zijn enigszins overgroeid met gras. Op de achtergrond, afstekend tegen een diepblauwe, egale nachtlucht, staat een verlaten flatgebouw. Het pand is gestript en klaar voor de sloop. Enkel de verschillende kleuren op de muren van de individuele kamers, nu een abstract patroon tegen het grijze beton, herinneren aan de mensen die er ooit gewoond hebben. Gaillard verheft deze moderne ruïne tot monument. Gebruikmakend van dramatische lichteffecten toont hij een onverwachte schoonheid die verborgen ligt in de grijze, betonnen massa.

Net voordat het met de grond gelijk gemaakt wordt stelt Gaillard de vraag waarom het ene monument wel en het andere niet tot ons gezamenlijk erfgoed mag behoren. Deze en andere vragen over de beslissingsbevoegdheden van lokale en nationale overheden met betrekking tot het architectonisch erfgoed spelen ook een rol in het werk La grande allée de Château d’Oiron. Hierin heeft Gaillard twee ‘monumenten’ op intelligente wijze met elkaar gecombineerd. De foto toont Château d’Oiron, een onmiskenbaar cultureel erfstuk in Frankrijk. Het pad richting het kasteel is geplaveid met de overgebleven brokstukken van een flatgebouw uit een Parijse buitenwijk. Het werk toont het contrast tussen behoud en vernieling, maar ook tussen rijk en arm, staat en volk.

Geïnspireerd door de fascinatie die de kunstenaar heeft met hedendaagse ruïnes greep curator Zoë Gray de kans aan enkele schatten van de Koninklijke Academie van Beeldende Kunsten in Den Haag te laten zien. Een selectie van acht etsen van de achttiende-eeuwse kunstenaar Giovanni Battista Piranesi werd in bruikleen gegeven. De mooie combinatie van Gaillard met Piranesi geeft de tentoonstelling, en het werk van Gaillard, een extra dimensie. Jammer is wel dat Gray heeft gekozen voor een niet heel speelse wijze om het werk van beide kunstenaars te presenteren: op de eerste verdieping zijn alle werken van Gaillard te zien, terwijl het souterrain uitsluitend is gereserveerd voor de etsen van Piranesi. Toch bieden de etsen een extra moment van bezinning, want ook Piranesi wilde, net als Gaillard, niet zozeer het verleden tonen als wel zijn waardering voor de tekenen van tijd.

Gaillards pleidooi voor een verlangzaming van ons bestaan is aangenaam samengevat in Beton Belvedere. Het werk is elegant, maar bezit tegelijkertijd de dreiging van vergetelheid. Helaas is het contrast tussen verleden en heden in sommige werken wel heel erg zwart-wit neergezet. Zoals in de serie Belief in the age of disbelief: een serie Nederlandse landschapsetsen uit de zeventiende eeuw waarin modernistische torenflats zijn opgenomen. Door de herhaling van hetzelfde principe ontstaat het gevaar dat het niet meer is dan een truc om een mooi beeld te maken. Toch zijn de vragen die Gaillards werken teweegbrengen relevant. Ze zijn reden om nog eens te kijken naar de ruïnes van deze tijd, en je af te vragen of de snelle stadsontwikkeling en de overgeorganiseerde stedenbouw geen hedendaagse monumenten vernielt die we later nog zullen missen.


Bookmark and Share

BETON BELVEDERE
Cyprien Gaillard
22 februari t/m 5 april 2009

Stroom Den Haag
Hogewal 1-9, Den Haag

DUNEPARK
Cyprien Gaillard
22 februari t/m 29 maart 2009

Bosjes van Poot
Hoek Houtrustweg/Nieboerweg, Scheveningen

Cyprien Gaillard, CHATEAU D'OIRON, 2008 (Courtesy Cosmic Gallery, Paris)
Cyprien Gaillard, BELIEF IN THE AGE OF DISBELIEF, 2005 (Courtesy of Laura Bartlett Gallery, London)
Cyprien Gaillard, DUNEPARK, 2009 (Courtesy Stroom Den Haag)