Aan engagement geen gebrek op alweer de 24e editie van transmediale.11 in Berlijn. Kunstenares Christin Lahr (1965) maakt elke dag een cent over op het rekeningnummer van de Deutsche Bundesbank. In het vakje waarin de reden van betaling kan worden genoteerd, typt ze iedere dag een regel uit Marx’ Das Kapital. In het huidige tempo duurt het nog 43 jaar voordat het sleutelwerk van de filosoof helemaal uitgeschreven zal zijn via het internetbankieren. Een ironisch commentaar op het kapitalisme en de economische crisis.
RESPONSE:ABILITY was het thema van deze editie van het festival dat van 1 tot 6 februari plaatsvond in het Berlijnse Haus der Kulturen der Welt en zich ieder jaar richt op de meest recente ontwikkelingen op het gebied van digitale kunst en cultuur. De organisatie riep dit jaar op tot actie: wat zijn in een gedigitaliseerde en geïnformatiseerde samenleving de mogelijkheden om als kunstenaar te reageren op sociale, politieke en economische kwesties? Die oproep leidde tot transmediale werken als die van Lahr, maar ook tot digitale installaties waarin onder meer commentaar werd geleverd op alcoholisme in India, armoede en piraterij in Somalië en privacyschendingen door Facebook.
De vraag of televisie de wereld kan veranderen werd gesteld in het programma-onderdeel The Revolution will not be televised, met bijdragen variërend van reclames en documentairebeelden tot videokunst uit de afgelopen vijftig jaar. De korte film die deze vraag het meest onomwonden beantwoordde was Stuart Bakers The revolution will not be televised, geïnspireerd op het gelijknamige nummer van de Amerikaanse muzikant Gil Scott Heron (1946). De tekst van dit liedje verscheen in sneltreinvaart in beeld en werd afgewisseld met ultrakorte nieuwsflitsen. De kracht van het filmpje is gelegen in het scherpe contrast tussen vorm en inhoud. De snelle montage en de krachtige soundtrack zijn erop uit de kijker te overdonderen met een niet tegen te spreken boodschap.
De achterliggende gedachte is echter dat televisie dat helemaal niet kan. De echte revolutie vindt volgens Baker plaats op straat in de fysieke wereld, niet in de gemedialiseerde ruimte. Een statement dat onlangs nog aan het wankelen werd gebracht door de Egyptische marketingmanager van Google, Wael Ghonim. Hij blies de uitgeputte protestgangers in Egypte nieuw leven in dankzij een geëmotioneerde speech op televisie. Aan de andere kant waren het uiteindelijk de mensen op straat die de val van het dictatoriale regime forceerden, alle uitgeroepen Twitter-, Facebook- en satelliettelevisierevoluties ten spijt.
Het aardige overzicht van de verschillende visies op de revolutionaire kracht van televisie verbleekte echter bij een ander onderdeel van het uitgebreide film- en videoprogramma: Das erste Fernsehen. De eerste televisiebeelden in Duitsland stammen toevallig precies uit de periode dat het naziregime aan de macht was. Hoewel uit deze periode weinig is overgebleven, doken onlangs enkele fragmenten op uit het Bundesarchiv. De opwinding die zich van de vinder meester zal hebben gemaakt, moet onbeschrijflijk zijn geweest. Ieder beeld is namelijk doordrenkt van historische betekenis. Het naziregime maakte gretig gebruik van het medium film – in die tijd al tot volle wasdom gekomen – terwijl televisie nog in de kinderschoenen stond. Dat resulteert in een reeks televisiefragmenten waarin het regime vele malen kaler en waarheidsgetrouwer wordt afgebeeld dan in zijn films. Het zijn knullige beelden van een verder tot in de puntjes verzorgde propagandamachine. Men zag in televisie (nog) geen effectief propagandamiddel.
Geen esthetische beelden van sporters, afgewisseld met shots van de Führer en wapperende vlaggen met hakenkruisen zoals in Leni Riefenstahls Olympia, maar slome dansmariekes op het middenterrein van een halfvol olympisch stadion in Berlijn. Van een bijna absurdistisch gehalte is de korte film van een partijbijeenkomst. De camera draait van een partijbons naar de voorste rij toehoorders. Dikke mannen met kale koppen zitten er verveeld bij en lijken niet te luisteren. Een enkeling slaapt zelfs. Maar dan zien we Adolf Hitler die met een uitzinnige blik in zijn ogen naar de speech luistert. John Cleese en zijn Monty Python hadden het niet beter kunnen parodiëren. Plotseling zwenkt de camera per ongeluk omhoog en ziet de kijker alleen Hitlers voorhoofd met het karakteristieke kapsel. De ultieme ontmythologisering van het naziregime.