Omgeploegd

Miriam van Ommeren
ON FRESH SOIL (Foto: Miriam van Ommeren)

Pindakaas, zonnebloempitten, een gapend gat. De vloer lijkt het minst interessante deel van een tentoonstellingsruimte, slechts bedoeld om overheen te lopen of om kunstwerken te dragen, maar sommige kunstenaars draaien het om en maken juist de vloer tot het centerpiece van hun werk.

Wim T. Schippers bedacht in 1962 zijn beroemde pindakaasvloer, die hij daarna slechts tweemaal tentoonstelde. Schippers’ kleverige vloer, gevat in een lijst, deed bezoekers uitglijden of zorgde er juist voor dat ze aan de vloer bleven vastplakken. Men klaagde over de verstikkende lucht die er van af kwam, en in het Centraal Museum (1997) gooiden scholieren pakken hagelslag leeg over de vloer. Het deerde Schippers allemaal niet: zijn vloer symboliseerde immers de onzinnigheid van het leven. Zinloos, maar daarom nog wel de moeite waard, zoals een jaarvoorraad broodbeleg op de grond. Museum Boijmans van Beuningen kocht het werk in 2011 aan.

De Colombiaanse kunstenaar Doris Salcedo (1958) pakte het in 2007 een stuk rigoureuzer, en ook symbolischer, aan. In Tate Modern creëerde zij, als onderdeel van de Unilever Series, de installatie Shibboleth: een gigantische scheur over de gehele lengte van de turbinehal, veroorzaakt door stalen constructies die druk uitoefenden op de muren. Tijdens de zes maanden dat het werk getoond werd, werd de scheur langzaam groter; volgens Salcedo een matafoor voor de scheuren in de westerse samenleving (en die van haar voormalige koloniën), veroorzaakt door racisme en sociale ongelijkheid. Shibboleth was bedoeld om scheidingen in de samenleving te markeren: met een steeds groter wordende scheur en nadien een blijvend litteken. Drie jaar na Salcedo nam Ai WeiWei (1957) de vloer van Tate Modern op zíjn manier in beslag: met behulp van miljoenen porseleinen zonnebloempitten, met de hand gemaakt en beschilderd, allemaal uniek. Het duizelingwekkende resultaat van deze krankzinnige handenarbeid was een kritiek op China’s ambachtelijke porseleintraditie versus de made in China-industrie.

Wat al deze ‘vloerwerken’ – hoe verschillend van aard ook – gemeen hebben, is dat zij de aandacht wegnemen van datgene waar wij ons juist op focussen in een tentoonstellingsruimte: de muren of panelen waaraan de werken hangen, de sokkels waarop de sculpturen staan. De blik wordt naar beneden gedwongen, het hoofd móet buigen, en de inferieure ondergrond wordt een superieur kunstwerk. Nonchalant slenteren door een galerie wordt een stuk moeilijker als hetgeen waaróp je slentert hetzelfde is als hetgeen waar je geacht wordt naar te kijken en over na te denken; met of zonder pindakaas of porselein onder je schoenzolen.

Twee jaar geleden werd de originele betonnen vloer van W139 van muur tot muur met een laag asfalt bedekt; een werk van het Duitse kunstenaarscollectief Jochen Schmith dat de titel It’s Only Rock ’n Roll but We Like It droeg. Het asfalt, bij uitstek geschikt voor de openbare ruimte, gaf W139 een duidelijke stempel van ruimte voor productie en publiek: deze vloer was nadrukkelijk niet bedoeld om van een afstandje naar te kijken; hier mocht gewerkt, gelopen en geschoven worden. In de twee jaar die volgden, begon het de gebruikssporen te vertonen die je bij een galerievloer zou verwachten.

Op 10 mei j.l. werd, met gemotoriseerde performances, de eerste stap genomen in het openbreken van de vloer. Tijdens On Fresh Soil gaat een groep van elf kunstenaars met de vloer aan de slag, tot er niets meer van het asfalt over is. Het wordt gebruikt als materiaal voor een reeks van verschillende werken en performances, vrij toegankelijk. Op donderdagavond is er soep en, heel toepasselijk, een roadmovie.

De ‘open studio’ die W139 nu is, is er één zonder naambordje bij de bel, want eenmaal binnen is het onduidelijk wie wat doet, en waarom. In verschillende hoeken van de galerie wordt creatief en uiteenlopend met het asfalt gewerkt: bij binnenkomst golft een rechte strook sierlijk omhoog, alsof het een deel van een halfpipe betreft, maar in het midden is de vloer juist weer grof opengereten. Fascinerend is de video van een gigantische kwast die vloer en muur beschildert, aangestuurd door een kleine kraan. De kwast in kwestie leunt nonchalant tegen de muur, wachtend op de volgende performance. Achterin de galerie staat een tractor met een ouderwetse ploegschaar, klaar om nog meer verlossing te brengen.

De brokstukken stapelen zich, al dan niet letterlijk, op en zullen uiteindelijk het pand verlaten, op weg naar een nieuwe bestemming en toepassing. Waarheen, dat is niet duidelijk. Navraag bij een medewerker van W139 over de toedracht van de werken en de eindbestemming van het materiaal levert niets op: wij willen geen nadruk leggen op de individuele kunstenaars, is het antwoord; het gaat alleen om het materiaal.

On Fresh Soil herbergt geen zware socio-politieke kritiek, maar is zeker ook niet onzinnig te noemen. De ‘open studio’ is bedoeld om begrenzingen letterlijk te doorbreken en herwonnen vrijheid te vieren. Na twee jaar verstikking wordt de vloer van W139 bevrijd in de hoop nieuwe vruchtbaarheid te brengen, als een stuk grond dat na strenge vorst wordt omgeploegd.

ON FRESH SOIL (Foto: Miriam van Ommeren)
ON FRESH SOIL (Foto: Miriam van Ommeren)