La Carte et le Territoire

Martijn Verhoeven

Vlak voordat staatssecretaris Halbe Zijlstra de onthutsende neoliberale plannen voor bezuinigingen in de kunsten bekend maakte, verscheen de Nederlandse vertaling van La carte et le territoire, de nieuwe roman van Michel Houellebecq (1958), waarin de kunst van de nabije toekomst een bedenkelijke hoofdrol speelt.

‘Jeff Koons was net overeind gekomen uit zijn stoel, zijn armen uitgestoken in een enthousiast gebaar. Een beetje in elkaar gezakt leek Damien Hirst een tegenwerping te willen maken.’ Zo begint de beschrijving van een schilderij met de titel Damien Hirst en Jeff Koons verdelen onderling de kunstwereld. Hoofdpersoon en maker van het werk is Jed Martin, een kluizenaar, die van onopvallende kunstacademiestudent een obsessief fotograaf wordt en uiteindelijk uitgroeit tot een steenrijke schilder van wereldfaam. Martin fotografeert enorme series moeren en bouten, bewerkt duizenden foto’s van Michelin kaarten in Photoshop en schildert tenslotte reeksen mensen in de functie van hun beroep.

In Martins hyperkapitalistische wereld, ergens tussen 2010 en 2040, wordt de waarde van de kunst alleen nog maar bepaald door geld (ongetwijfeld een wenkend perspectief voor onze staatssecretaris en zijn neoliberale collega’s). Dat Martins tentoonstellingen zo succesvol zijn komt niet door de kwaliteit van het werk, maar door de juiste contacten, een kleine rel, een goede PR-dame hier en een sluwe galeriehouder daar. Martin kiest daarbij voor een afstandelijke benadering. Hij is nooit werkelijk deelnemer aan het leven, maar blijft altijd toeschouwer. Als hij uiteindelijk zijn grandioze succes beleeft, en een kasteel van een huis bewoont, beleeft hij er maar weinig plezier aan.

Fenomenaal speelt Houellebecq in het boek met zijn eigen karakter: hij laat de schrijver Houellebecq als personage het leven van Martin binnenkomen. Twee keer bezoekt de kunstenaar de beroemde schrijver vanwege een te schrijven catalogustekst: depressief, mompelend, slecht gekleed en onwelriekend treft hij hem aan. Hier steekt Houellebecq meesterlijk de draak met zijn eigen mediabeeld dat vooral door de Franse media de laatste jaren zo is gecultiveerd. Even gemakkelijk schrijft hij zichzelf later ook weer uit de roman, als er een even gruwelijke als artistieke moord op de schrijver wordt gepleegd. Daarmee verandert de roman totaal van vorm, namelijk van een karakterstudie met veel filosofische mini-essays over de wereld van de Arbeid, naar die van een onverwacht spannende detective.

Niet de schrijver is cynisch maar de samenleving die hij beschrijft, de samenleving van vandaag maar vooral die van morgen. Houellebecq doet op zijn kenmerkende wijze verslag van die wereld met een afstandelijke, antropologische blik, die een fijn gevoel voor humor verraadt: ‘Niet zonder hoogdravendheid feliciteerde de firma Samsung hem in de brochure met zijn keuze voor het nieuwe model. Sony of Nikon zou er nooit aan hebben gedacht hem te feliciteren.’

Is De kaart en het gebied daarmee een geslaagde Houellebecq geworden? Zeer zeker. Toch is het een andere (oudere?) Houellebecq die hier spreekt dan de schrijver van Platform of Elementaire deeltjes en dat is even wennen. De vlijmscherpe, gemene tirades en talloze politiek incorrecte beledigingen hebben plaats gemaakt voor een meer subtiele, poëtische stijl waarin hij de samenleving en de machinaties in de wereld van de kunst niet op het smoelwerk slaat maar als een chirurg genadeloos ontleedt. Minder manisch, minder geperverteerd, maar onder de oppervlakte minstens even dreinerig, pessimistisch en boos.

LA CARTE ET LE TERRITOIRE
Michel Houellebecq (2010)
Nederlandse vertaling: De kaart en het gebied
Flammarion, Parijs
ISBN: 9782081246331