Kleding zonder lichaam

Chet Julius Bugter

Ik bevind me op deze pagina, omringd door anderen net als ik. We volgen elkaar op in een rij, gecombineerd in sets en outfits. Ondanks de verschillen in ons uiterlijk, hebben we een ding gemeen: we zijn gemaakt om te dragen. We zijn kledingstukken, oftewel aan het lichaam gedragen voorwerpen, met name van textiel, maar soms ook van een ander materiaal. 

Ikzelf ben gemaakt om iemand warm te houden. Mijn wol zorgt voor comfort en isolatie. De roestbruine tinten en rode lijnen in mijn dessin versterken dit warme gevoel. Ook zorgen ze ervoor dat ik goed pas bij het seizoen waarvoor ik bedoeld ben. Ik ben de laatste laag rondom het lichaam, en de eerste barrière tegen de buitenwereld.

Ons bestaan hangt af van de aanraking van stof op huid en van de aanwezigheid van ledematen. Onze vezels verwarmen, verkoelen, strelen, kriebelen, irriteren en beminnen. Soms bedekken we een lichaam, en dan onthullen we het weer. We geven vorm, snoeren in of bieden comfort. We communiceren iemands individuele identiteit, of juist bij welke groep iemand wilt horen. 

We zijn een passie, een vereiste, een regel, een noodzaak, iets van alledag, een uitspatting: lichamen hebben ons nodig, hoe je het ook wendt of keert. 

Dan rest nu enkel nog de volgende vraag: als lichamen ons nodig hebben, waarom hebben ze ons op deze pagina’s dan in de steek gelaten?

Bovenstaande gedachtegang is geschreven vanuit het perspectief van een kledingstuk uit de Britse Vogue van september 2018. Om precies te zijn gaat het om een rood-bruine, geruite wollen jas van Acne Studios (£1,200, omgerekend zo’n 1390 euro) op pagina 145. De jas bevindt zich temidden van talrijke andere jassen in ’The Coat Directory‘, een pagina in de ’A/W ’18 Special Trends sectie.

De selectie jassen op deze pagina worden niet getoond op lichamen. Dit geldt ook voor het merendeel van de kledingstukken op de verschillende shopping pagina’s, advertorials en advertenties verspreid door het tijdschrift. Deze ontlichaamde kledingstukken zorgen voor lege plekken. De rijen aan truien, rokken, T-shirts, broeken, bloezen, jassen en vesten zijn ontdaan van iedere vorm van levendigheid. De mouwen, openingen, pijpen en kragen zijn niet gevuld door de bijbehorende lichaamsdelen; hun leegte alleen nog maar meer benadrukt door de tweedimensionale fotografie.

Af en toe worden de ontlichaamde kledingstukken nog vergezeld van een gestileerd catwalk-beeld, of opgevuld met een enkel arm of been om duidelijk te maken hoe het valt. Over het algemeen lijkt het echter compleet overbodig om de belichaming van kleding te benadrukken bij het creëren en verspreiden van modieuze ideeën in het modetijdschrift. 

Natuurlijk, het gaat hier om een tijdschrift, en alles wat we zien betreft representaties van tastbare kleding, lichamen en hun connectie. Deze zullen nooit dezelfde waarde hebben als lichamen van vlees en bloed, en kleding van stof en draad. In The Fashioned Body (2000) schrijft de Britse sociologe Joanne Entwistle: ’[f]ashion is about bodies: it is produced, promoted and worn by bodies. It is the body that fashion speaks to and it is the body that must be dressed in almost all social encounters.’ Voor het ontstaan van mode is een lichaam onoverkomelijk. Desondanks dwalen de ontlichaamde kledingstukken als een soort spoken door het modetijdschrift. Waarom is het dat overwegend in dit medium het lichaam wordt ontkend, en klaarblijkelijk wordt verwaarloosd?

In The History of Fashion Journalism (2017) beschrijft Kate Nelson Best het ontstaan en de ontwikkeling van het modetijdschrift. Ze stipt hier onder meer aan hoe het modetijdschrift en modejournalisten van oudsher te boek stonden als ‘cultural arbiters’, oftewel leidende figuren in het culturele veld. Vandaag de dag lijkt het modetijdschrift door haar sterke verbinding met de mode-industrie vooral nog te draaien om commercie.

De voornaamste functie van het modetijdschrift  – vooral van gerespecteerde en ‘machtige’ titels zoals Vogue, Elle en Harper’s Bazaar – is dus naast het tonen van een modieus ideaal, hoofdzakelijk het verkopen van dit ideaal. Door het aanbieden van zoveel mogelijk producten, met name kledingstukken, wordt de lezers precies verteld hoe ook zij ‘trendy’ kunnen zijn: het tijdschrift laat de lezer geloven in de kracht van het product. Hiervoor is een fysieke connectie met dit product niet per se nodig; het tijdschrift gebruikt verschillende strategieën om de innerlijke kracht van het product te benadrukken. De jassen in ‘The Coat Directory’ worden bijvoorbeeld begeleid door een tekst die stelt dat ‘[w]ith an investment coat, you can decide exactly the kind of woman you want to be’. Dit vertoont sterke overeenkomsten met wat Karl Marx ‘warenfetisjisme’ noemt. Binnen de constructie van het kapitalistische systeem bestaat een geloof in de intrinsieke kracht van objecten. Deze objecten worden vervolgens verkocht aan consumenten met de belofte dat deze hun leven kunnen veranderen, of op z’n minst verbeteren. 

De kleding-zonder-lichaam in het modetijdschrift lijkt dus een direct gevolg van het wezenlijke doel van het tijdschrift. ‘Fashion is capitalism’s favorite child’, zoals een bekende uitspraak van de Duitse socioloog Werner Sombart luidt: iedere maand moeten er via de glossy pagina’s weer nieuwe trends en bijbehorende kledingstukken verkocht worden. De verhouding van deze kledingstukken tot het lichaam is hierbij van minder belang. De lezer wordt geacht te streven naar het tentoongestelde ideaal, en niet zelf een relatie met kleding en mode ontwikkelen. 

Moeten wij ons nog wel willen verhouden tot dit modieuze paradigma? Naar mijn mening is het tijd om kledingstukken in het modetijdschrift niet langer in de steek te laten, en de lege plekken in het tijdschrift — en tegelijkertijd in het gehele modesysteem — opnieuw te vullen. Hierdoor kunnen we een perspectief op mode ontwikkelen dat zich minder bezighoudt met ideaalbeelden en trends. De focus moet komen te liggen op de kracht van ons levende lichaam, en hoe deze kracht door kleding benadrukt kan worden. 



Deze tekst is onderdeel van Bodies Making Meaning, een doorlopend(e) onderzoeksproject en -praktijk dat Chet Bugter in 2018 gestart is. In deze praktijk komt hij in opstand tegen een modesysteem dat zich vasthoudt aan rigide, binaire gender-codes, en de kracht en het belang van het lichaam wat zich in haar midden bevindt ontkent.