Katarina Zdjelar

Alexander Mayhew, Daan Paans

Katarina Zdjelar (1979) spreekt alleen Nederlands met kinderen, dieren en overheidsinstanties. “Omdat bijna iedereen in Nederland Engels kan spreken”, zegt ze, “is Nederlands voor mij inmiddels de taal van de bureaucratie geworden. Het enige moment waarop ik verplicht ben om Nederlands te praten, is bijvoorbeeld bij de Belastingdienst”. Haar huis en studio bevinden zich in Oud-Charlois in Rotterdam, een wijk waar gebruik wordt gemaakt van de zogeheten ‘mosquito’ om allochtone hangjongeren te verdrijven. Het is een wereld die mijlenver is verwijderd van het Servische paviljoen in de Giardini in Venetië, waar Zdjelar dit jaar tijdens de biënnale meerdere videowerken toont.

Zdjelar kwam in 2004 vanuit Belgrado naar Rotterdam om aan het Piet Zwart Instituut de Master of Fine Art te volgen. Omdat zij Nederlands wilde leren, schreef ze zich in voor een cursus. Al gauw nam ze haar camera er mee naar toe, geboeid als zij raakte door de fysieke verschijningsvormen van het aanleren van een vreemde taal. Acht maanden lang volgde zij de deelnemers en produceerde uiteindelijk het videowerk Would that be allright with you if I bring my cat along?, waarin de inspanningen om klanken te reproduceren en te oefenen zichtbaar worden gemaakt. Hier werd de kiem gelegd voor Zdjelars fascinatie voor stem en taal.

In haar videowerken staat het zoeken naar een verband tussen taal als code en taal als fysieke uiting (in de vorm van de uitspraak) centraal. In het op de biënnale getoonde werk The perfect sound komen beide aspecten aan de orde. Het registreert een sessie waarin een spraaktherapeut het accent van zijn leerling probeert bij te stellen. Zdjelar legt uit dat er een groot verschil is tussen spraaktherapeuten in het Verenigd Koninkrijk of in de Verenigde Staten. In de Verenigde Staten richt men zich meer op acteurs en op het maken van mooie volzinnen, terwijl in het Verenigd Koninkrijk de gewone man en het produceren van de juiste klank meer centraal staan. In het laatste geval is er sprake van het neutraliseren van het accent, met de achterliggende motivatie dat de leerling zich dan beter staande kan houden in andere milieus dan het milieu waarin hij is opgegroeid. Deze belofte van een beter leven is vergelijkbaar met de thematiek in de musical- en filmklassieker My Fair Lady, waarin bloemenverkoopster Eliza Doolittle leert praten als een dame uit de hogere kringen.

Wat Zdjelar interesseert, is de mogelijkheid om door middel van taal iemand anders te kunnen zijn, jezelf dus opnieuw uit te kunnen vinden. Zij benadrukt echter dat ze geen taalkundige is. De aandacht voor taal en stem in haar werken is een manier om toegang te verkrijgen tot sociale en politieke situaties. Hierbij is ze er niet op uit om commentaar te leveren op dagelijkse politieke of sociale gebeurtenissen, maar poogt ze juist andere modellen toe te voegen aan de reeds bestaande. Zdjelar: “In mijn werken toon ik mensen die proberen zich bepaalde bestaande systemen machtig te maken, maar uiteindelijk pakken zij het anders aan dan het systeem voorschrijft en ontwikkelen daarmee een nieuw model. Dit vermogen om nieuwe modellen te ontwikkelen is een belangrijk middel om mondiger te worden, een stem te krijgen en het lot in eigen handen te nemen.”

De uitnodiging om een voorstel te schrijven voor een bijdrage aan het Servische paviljoen op de biënnale van Venetië kwam als een volslagen verrassing. “Ik was vereerd, maar ook verbaasd dat zij mijn werk überhaupt volgden, aangezien ik al een tijd weg ben uit Servië.” Omdat haar achternaam niet puur Servisch is en zij geen onderdeel is van het culturele circuit in haar geboorteland vonden nationalistische kranten het onbegrijpelijk dat Zdjelar was uitgenodigd. Ze betichtten haar er zelfs van pro-Albanees te zijn, omdat één van haar werken in Albanië is gefilmd. Een ergere verwensing kun je in Servië niet naar je hoofd krijgen.

Toch vindt Zdjelar de biënnale niet de meest opwindende omgeving om kunst te tonen, omdat van kunstenaars wordt verlangd dat ze op één of andere wijze een statement maken. Ook het concept van nationale paviljoens vindt ze uit de tijd. Naast het tonen van haar videowerken stelde ze voor een symposium te organiseren, een boek uit te brengen en een platform voor discussie te creëren – iets wat zij gewoon is te doen. “Helaas is er bij de biënnale geen ruimte voor experimenten. Alles moet er vooral gelikt uitzien en een beetje veilig blijven.” De belangrijkste reden voor haar om mee te doen was dat ze werd verkozen door een adviesraad bestaande uit vijf onafhankelijke curatoren, theoretici en kunstenaars. “Voor het eerst werd in Servië op een democratische wijze een kunstenaar uitgekozen voor vertegenwoordiging op de biënnale. Ik zag het als mijn persoonlijke verantwoordelijkheid om dit proces te ondersteunen.”

Tijdens de openingsweek van de biënnale viel haar op dat er zeer constructieve feedback werd gegeven op haar werk en er zich interessante dialogen ontwikkelden. In Nederland heerst er volgens Zdjelar niet zozeer een klimaat van het bediscussiëren van kunst. Ze constateerde dat er aan de Nederlandse kunstopleidingen relatief weinig tijd wordt besteed aan theoretische vorming door middel van vakken als filosofie, (kunst)geschiedenis, sociologie en kunsttheorie. “Kennis van deze vakken helpt je om je als kunstenaar te kunnen positioneren”, stelt Zdjelar. Aangezien in Servië de kunstopleidingen zijn verbonden aan een universiteit is dat theoretische vakaanbod daar een vanzelfsprekendheid.

Na haar afstuderen merkte de kunstenaar wat de contacten die zij in Nederland had opgebouwd voor haar betekenden: “Binnen de relaties die ik hier ben aangegaan, word ik gestimuleerd en uitgedaagd. Doordat ik hier ben opgeleid en nu werk en woon, voel ik mij op dit moment het meest verbonden met mijn Nederlandse omgeving. Hoewel ik afhankelijk van de omstandigheden nu eens geïdentificeerd word als Servische kunstenaar, dan weer als Nederlandse. Voor mij is dat onderscheid echter van ondergeschikt belang.”

www.katarinazdjelar.wordpress.com www.katarinazdjelar.net