IN DE LAATSTE WAGON ACHTER ALLES AAN

Niels van Poecke
Joost Conijn, still uit HOUTAUTO

Als kind denk je dat je geen onderdeel van de wereld bent maar dat de wereld onderdeel is van jouw verbeelding. De bomen, huizen en mensen zien er niet uit zoals ze eruit zien, maar zoals jij ze ziet: veel kleurrijker, minder vastomlijnd. Het zand op het strand is er niet om te zonnen maar om zandkastelen mee te bouwen. Stenen zijn er om dammen mee te bouwen in het water. Zelfs een auto-ongeluk zou je kunnen overleven: jij bent niet degene die deuken oploopt, nee, de auto deukt zich om jou heen!

Grootheidswaanzin noemen ‘grote’ mensen dat, als je denkt dat de wereld ‘van jou’ is. Waarom zou je als je ‘groot’ bent nog spelen op het strand als je er ook kan ‘onthaasten’ en er friet kan eten en bier kan drinken? En waarom zou je buiten de lijntjes kleuren als je er ook mooi binnen kan blijven? Onzin, toch?

Kunstenaars onderscheiden zich wat dat betreft van ‘grote’ mensen: ze spelen met het schroot dat ze op straat vinden en trekken zich weinig aan van de wetten van de natuur en de cultuur: bomen zijn in hun ogen bijvoorbeeld niet groen maar rood en worden – soms expres – buiten de lijntjes ingekleurd. Kunstenaars zijn misschien ‘volwassen kinderen’ te noemen, of kinderen kunstenaars ultima forma…

De Nederlandse kunstenaar Joost Conijn (Amsterdam, 1971) heeft zich nog nooit kunstenaar gevoeld, hoe paradoxaal dat ook mag klinken. Dat vertelt hij op de Heldenavond van de Willem de Kooning Academie, waar hij voor de maand maart eregast is en onder leiding van Vincent Cardinaal (student Museologie) in gesprek gaat met het publiek (veelal studenten van de WdKA). Van de kunstwereld moet Conijn weinig hebben (‘Netwerken, daar ben ik eigenlijk niet zo goed in en vind ik ook eigenlijk niet zo leuk’; ‘De kunstwereld is een systeem dat net niet past’). Zijn studies aan de Gerrit Rietveld Academie en het Sandberg Instituut heeft hij nooit afgemaakt (‘Eindexamen doen, daar had ik een hekel aan; dan ben je ineens – hupsakee – kunstenaar en komen alle galeries kijken’). En hij verwondert zich er zelfs over dat grote musea zijn kunstwerken kopen en in hun collectie opnemen.

Toch is het de kinderlijke onbevangenheid waarmee Conijn in de wereld staat wat hem tot een ultieme kunstenaar maakt. Conijn doet dingen die ieder kind, en eigenlijk ieder mens, graag zou willen doen: proberen het onmogelijke te bereiken. Als hij bijvoorbeeld gegrepen wordt door het idee een vliegtuig te bouwen en er zelf in te vliegen, dan bouwt hij ook een vliegtuig en zal hij niet rusten voordat hij erin gevlogen heeft. ‘Iedereen kan een vliegtuig bouwen… alles vliegt…’, vertelt Conijn.

Het leuke van de Heldenavond is dat het gesprek tussen kunstenaar en interviewer wordt afgewisseld met beeldmateriaal. De eerste film die het publiek te zien krijgt is Vliegtuig (2000). We zien Conijn industrieterreinen afstruinen op zoek naar de juiste materialen: een propeller, een fietswiel, een Subaru-motorblok. Vervolgens maken we het bouwproces en zijn herhaalde vliegpogingen in de woestijn van Marokko mee. Na afloop van de film vertelt Conijn het verhaal achter de film. ‘Ondanks dat het een erg stessvolle bezigheid was, moest en zou ik vliegen’. ‘Twee keer heb ik een nieuwe crew in laten vliegen en mijn vriendin (die de film maakte, NvP) wilde met Kerstmis wel naar huis’. ‘Toen ik eindelijk gevlogen had, moest ik als een razende naar huis rijden: ik had nog twee weken de tijd om – voordat de tentoonstelling geopend zou worden – mijn film te monteren’.

Want dat is Joost Conijn natuurlijk ook, of misschien wel in de eerste plaats: filmmaker. Hij bouwt niet alleen technische artefacten waar hij zelf in rijdt of vliegt, maar legt het hele bouw- en uitvoerproces op film vast, zodat het publiek er van genieten kan. En dat met een esthetiek die vooraf door hemzelf bedacht is, die perfect bij de onderneming past. Zo is de auto in de film Vliegtuig niet zomaar een auto, maar een oude limousine van het merk Citroen. En ook de ouderwetse pilotenmuts met bijpassende bril – die hij zelfs al tijdens het bouwen draagt – past perfect in de sfeer van de film. Zelfs het vliegtuigje is in feite niet een ‘gewoon’ vliegtuig maar een archetypisch beeld van een vliegtuig.

In zijn film Hout Auto (2002) reist Joost Conijn met een zelfgemaakte, houten auto door Oost-Europa. Tijdens de heldenavond geeft hij, nadat het publiek een fragment uit de film te zien heeft gekregen, uitleg: ‘Iedereen heeft wel een beeld van Oost-Europa: zo van die zwart-wit foto’s weet je wel. Ik wilde met mijn film bewijzen dat dat beeld niet klopt. Om de Oost-Europese cultuur van binnenuit te kunnen portretteren, moest ik echter een auto kiezen die zich in die cultuur zou kunnen voegen. Dat zou geen kant-en-klare, nieuwe auto kunnen zijn; het hele idee van een auto aanschaffen is sowieso een heel westers idee. Toen kwam ik op het idee om een houten en op hout gestookte auto te maken. De hele Oost-Europese samenleving leeft namelijk op hout. Ieder dorp heeft zijn eigen houtzagerij en zo ben je in feite de gehele reis bezig met het sprokkelen van brandstof. Zo kom je ook op de onverharde wegen en vermijd je de snelwegen en zelfs de gehele olie-industrie. En je komt in contact met de plaatselijke bevolking, die als je met pech langs de weg staat, gelijk paraat is om te helpen duwen of hout te verzamelen. Dat terwijl wij elkaar niet meer helpen. We zijn verzekerd en bellen de ANWB als we autopech hebben. We zijn allemaal gehaast. In de Oost-Europese culturen hoef je je niet te conformeren aan de tijd – en ik denk dat de mensen er gelukkig zijn’.

In deze uitspraak kraakt Joost Conijn een zeldzame cultuurkritische noot; de rest van de avond blijft hij betrekkelijk ongrijpbaar. Over een andere film,Siddieqa, Firdaus, Abdallah, Soelayman, Moestafa, Hawwa en Dzoelkifl (2004), over de ontdekkingsreis van zijn buurkinderen, is Conijn echter ook opvallend open. Het publiek vraagt zich af hoe moeilijk het voor hem was om gedurende het filmen niet in te grijpen wanneer een van de jonge kinderen uit de film bijvoorbeeld trots een caravan met een hakbijl bewerkt. Conijn: ‘Ouders zijn altijd maar bang dat er iets mis gaat met hun kinderen en boezemen hen zo onnodig angst in. Na ze een tijdje te hebben gevolgd, ben ik erachter gekomen dat kinderen heel veel kunnen, dat er helemaal niet zoveel mis gaat’.

Op een wedervraag uit het publiek hoe Conijn zichzelf en zijn kunstpraktijk ziet in de wereld waarop hij kritiek uit, antwoordt hij: ‘Ik ben liever degene die in de laatste wagon achter alles aanloopt en de rest vooruit duwt’. In die hoedanigheid maakt Joost Conijn inderdaad de mooiste dingen.

HELDENAVOND
Joost Conijn
6 maart 2008

Een initiatief van de Willem de Kooning Academie
Lantaren/Venster
Gouvernestraat 133, Rotterdam
www.myspace.com/heldenavond

www.joostconijn.org

Joost Conijn, still uit VLIEGTUIG
Joost Conijn, still uit SIDDIEQA, FIRDAUS, ABDALLAH, SOELAYMAN, MOESTAFA, HAWWA EN DZOELDKIFL