Atheïst of religieus, wanneer je een kerk of gebedshuis binnenstapt daalt er een wolk van fatsoen over je neer. Je probeert je stappen zachter af te rollen, praat alleen nog maar in fluistertoon en houdt je ledematen zo dicht mogelijk bij je.
Datzelfde gedrag kun je ontdekken bij mensen die een museumtentoonstelling binnenstappen. De meesten houden zich daar aan de museumetiquette. Een mix van geschreven en ongeschreven regels die ons vooral vertellen dat beeldende kunst bestaat om bekeken te worden. Van een afstand, handen thuis. Die manier van kijken is met de moderne kunst ontstaan.
In de twintigste eeuw werd een kunstwerk steeds meer gewaardeerd om zijn autonome, esthetische waarde. De kunstenaar werd een genie en het museum een tempel waar diens kostbare creaties werden bewaard, bekeken en aanbeden. Het object heeft hier een sacrale status en het bezit ervan is de ultieme adoratie. Experts in het veld verkondigen hun zeer specifieke kennis aan de bezoeker, zonder zich af te vragen wat de bezoeker met deze kennis zou kunnen. Niet gek dus dat etiquette in kerk en museum zo op elkaar zijn gaan lijken.
Maar het museum vindt zichzelf constant opnieuw uit. Steeds vaker word je in het museum uitgedaagd de regels juist aan je laars te lappen. Soms mag je kunst aanraken, ermee spelen, erop of erin zitten of deze op een andere manier ‘gebruiken’. Het publiek heeft in het museum een stem gekregen, interpretatie van de kunst wordt als een toegevoegde waarde gezien. Deze interpretaties krijgen soms een plek in het museum, je mag bijvoorbeeld een boodschap achterlaten of wordt uitgenodigd om over de kunst in gesprek te gaan.
De criteria voor Arte Útil
Kunstenaars zijn bij uitstek degenen die ons kunnen helpen de wereld voor te stellen zoals deze niet is, maar zou kunnen zijn. Ideeën voor een nieuwe bestaansfunctie voor het museum komen dan ook vaak vanuit de kunst zelf. Zo bedacht Tania Bruguera Arte Útil, een methode die kunstenaars en kunstinstituten kan helpen om projecten op te zetten die kunnen worden ingezet bij maatschappelijke kwesties. Hiervoor hebben Bruguera en consorten een aantal criteria opgesteld, die met een publiek gedeeld worden via studies, lezingen en kenniscentra. Arte Útil gaat niet over bruikbaar design maar beschrijft de analyse van de gebruikswaarde en maatschappelijke functie van alle kunstvormen. Hierbij stellen Bruguera en consorten de volgende criteria:
Arte Útil-projecten:
1) werpen een nieuwe gebruiksfunctie van kunst in de maatschappij op;
2) zetten artistiek denken in om een probleem te benaderen;
3) reageren vanuit een hedendaagse noodzaak;
4) zijn tegelijkertijd een propositie en directe uitvoering van wat het voorstelt;
5) maken van auteurs initiatiefnemers en van toeschouwers gebruikers;
6) hebben een uitkomst die van praktisch nut is voor de gebruiker;
7) streven duurzaamheid na;
8) vinden esthetiek in transformatie.
Een maker kan, zonder zich daar bewust van te zijn, tot Arte Útil worden gerekend als deze aan bovenstaande criteria voldoet. Een voorbeeld waar ik aan moet denken is de Boijman’s Wassalon (2017) van ontwerper Manon van Hoeckel, een functionerende wasserette waar bezoek, terwijl hun was draaide, gratis het museum mocht betreden en vragen kreeg toegereikt om over de tentoonstelling met vreemden in gesprek te gaan. Zo fungeerde het project als voorstel voor de sociale functie die een wassalon én een museum zouden kunnen vervullen.
In 2013 zetelde het Museum of Arte Útil dat uit Brugruera’s project is voortgekomen, tijdelijk in het Van Abbemuseum. Het museum bestond uit allerlei Arte Útil-projecten, die in het Van Abbe bediscussieerd en geanalyseerd werden. De Honest Shop (2013) was een van de projecten die opnieuw werd uitgevoerd. Museumbezoekers werden uitgenodigd om zelfgemaakte producten in deze winkel te leggen, die vervolgens door vrijwilligers werden verkocht. Denk hierbij aan taarten, oogst uit de moestuin en allerlei uitingen van handenarbeid. Het Van Abbemuseum onderzocht met de Honest Shop en andere projecten hoe het museum gebruikt wordt en kan worden als, zoals ze het zelf verwoorden, ‘sociale krachtcentrale’.
Er zijn talloze voorbeelden te geven van projecten die aan Bruguera’s criteria van Arte Útil voldoen. Vele daarvan werden ontwikkeld voor een museum, maar dit soort projecten zijn vaak eenmalig en bieden geen structurele manieren om een museum met een (historische) collectie tot een ‘nuttig’ museum om te vormen.
Naar een nuttig museum
Marcel Duchamp deed ooit in het kader van zijn ideeën over de ‘reciprocal ready-made‘ het ludieke voorstel om een Rembrandt als strijkplank te gebruiken. Hiermee voorzag hij decennia geleden al een discussie over de (functionele) waarde van het kunstwerk, die nu actueler is dan ooit.
Het gebruiken van een museumcollectie hoeft echter niet te betekenen dat deze verbruikt wordt. Het nuttige museum kan de collectie inzetten voor sociale veranderingen zonder dat de kunst daarbij beschadigd raakt. Zo zou het museum kunnen dienen als een grootschalig Arte Útil-project. Deze zoektocht naar het nut van een collectie levert een nieuw perspectief op van wat een museum kan zijn. Het museum blijft de bewaarder van een collectief bezit, en moedigt bezoekers ook aan om hier op een eigen manier gebruik van te maken. In plaats van zich af te vragen wat een kunstwerk betekent zal de bezoeker van een nuttig museum zich afvragen hoe een kunstwerk kan worden ‘gebruikt’.
Dit gebruik kan allerlei vormen aannemen; bijvoorbeeld een Afrikaans masker daadwerkelijk gebruiken om een ritueel mee uit te voeren. Anderzijds zou je het ook kunnen gebruiken, zonder het aan te raken, om de rituelen die hieraan verbonden zijn te ontdekken en begrijpen. Deze kunnen zelfs ter inspiratie dienen ter verrijking van eigen overtuigingen. In meer algemene zin kunnen etnografische objecten worden gebruikt om de culturele heterogeniteit van de wereld te ervaren en waarderen.
Onder leiding van Alistair Hudson neemt de Manchester Art Gallery een plaats in binnen de avant-garde van deze ontwikkeling. Een interessant voorbeeld is de recente tentoonstelling Trading Stations: How hot drinks shape our lives. De titel is veelzeggend: objecten uit de collectie worden ingezet om de herkomst en betekenis van hete dranken te vertellen, waarmee tegelijkertijd een licht wordt geworpen op het koloniale verleden. Bijvoorbeeld door bezoekers uit te nodigen hun eigen koffiekop mee te nemen als aanleiding voor een gesprek over koffie- en/of theerituelen. Of door specifiek in gesprek te gaan over de objecten die op een schilderij worden afgebeeld en de thema’s die deze oproepen. Een voorbeeld: Evening van Isabel Codrington is een huiselijk tafereel dat niet direct controverse schreeuwt. Maar met een onderzoekende blik kunnen hierin verhalen worden ontdekt over globale machtsverhoudingen in handel aan de hand van de producten die op tafel liggen, evenals een begrip van de rol van vrouwen aan het begin van de twintigste eeuw.
Kennis die de bezoeker kan gebruiken om zijn eigen sociale gedrag onder de loep te nemen. Daarnaast is een permanente verzamelplek ingericht voor gesprek, workshops en reflectie. Zo kan in de tentoonstelling bruikbare kennis worden opgedaan en meteen worden toegepast en uitgedacht. Bij de Manchester Art Gallery wordt bij iedere museale activiteit op deze manier nagedacht over het maatschappelijke nut ervan.
Het museum van de toekomst
Niet alleen musea die actief nastreven nuttig te zijn gaan in deze beweging mee. Neem bijvoorbeeld de tentoonstelling Slavernij in het Rijksmuseum. Waar het museum voorheen de kritiek kreeg te vaderlandslievend aandacht te schenken aan de pracht en praal van de ‘Gouden’ eeuw wordt nu specifiek de schaduwzijde van veel objecten belicht en hun relatie tot het Nederlandse slavernijverleden uitgelegd. Toen Rembrandts portretten van Marten en Oopjen in 2016 voor miljoenen naar Nederland werden gehaald, werden ze vooral bejubeld om de kunde van de maker en de pracht van hun uitdossing. Nu wordt de rijkdom van het echtpaar voor het eerst in verband gebracht met opbrengsten uit overzeese plantages, waar tot slaaf gemaakten werkzaam waren. Het museum erkent hiermee dat kunst door het publiek gebruikt kan worden om de geschiedenis beter te begrijpen en te verwerken. Het museum vervult zo een sociaal-maatschappelijke functie. Steeds meer van dit soort tentoonstellingen en projecten duiden erop dat het museum van de toekomst uitgaat van het nut van zijn collectie en hierbij een verantwoording voelt richting de maatschappij.
Terwijl we rustig aankijken hoe dit zich ontvouwt neem ik het gedachtegoed alvast mee bij mijn volgende museumbezoek. Het is tenslotte mijn goed recht als bezoeker om de beleving naar mijn eigen hand te zetten. Ik neem me dus voor om bij het eerstvolgende kunstwerk dat ik voor mijn snufferd heb niet te zoeken naar wat ik er allemaal over te weten kan komen. In plaats daarvan ga ik op zoek naar hoe ik dit werk kan toepassen. Misschien wel als tool om eindelijk weer eens een gesprek met een medebezoeker aan te knopen.
In de toekomst betreden we het museum dan niet meer alsof het een tempel is, maar met een zelfverzekerde tred van iemand wiens aanwezigheid en stem ertoe doet.
Birgit van Beek is Locatie Coördinator Boijmans Hillevliet bij Museum Boijmans van Beuningen.