Het dier is overal: LUMC

Loukie Hoos
Barbara Polderman, WOLF, 2004

Een hond heeft zich opgerold op een kussen. Hond en mand zijn gemaakt van hetzelfde materiaal: felgekleurde lappen met opgestikte bloemen. Stof voor ouderwetse schorten of jurken voor bejaarde dames. De vacht van de hond is nog net zichtbaar tussen de bloemen. Het beest is aan het verdwijnen in het handwerk van zijn baas.

Het dier is overal, het figureert steeds vaker in animatiefilms en als hoofdpersoon in beeldende kunst. Actuele mogelijkheden van dit oeroude onderwerp zijn te zien op een vrolijke beestententoonstelling in het Leidse academisch ziekenhuis (LUMC). Zeven kunstenaars tonen daar foto’s, tekeningen, driedimensionale beelden en een film. Hun werk vertelt over de relatie tussen mens en dier, die soms fungeert als metafoor voor de verhouding tussen mens en natuur. Er is geen sprake van de truttigheid waarvoor je bij zo’n tentoonstelling zou kunnen vrezen. De boodschap van de tentoonstelling blijft wat onduidelijk maar variaties op het thema ‘macht’ domineren.

Vier bijna abstracte maar aaibare circusolifanten van Christien Rijnsdorp hebben zich definitief onderworpen. Ondanks hun ontbrekende ledematen en kwetsbare onhandigheid, zullen ze levenslang hun kunsten vertonen. Een ‘mutant’ van de Koreaanse kunstenaar Yong Ho Ji lijkt meer geneigd tot een greep naar de macht. Het enorme drakerige beest van zwarte autobanden herinnert aan falende afvalverwerking en genetische ontsporing. Het lijkt echter teveel op ‘transformers’ – ooit zeer geliefd jongensspeelgoed – om echt bedreigend te zijn.

De meest interessante beelden in de tentoonstelling zijn van Barbara Polderman, Merijn Bolink en Christina Lucas. Hun werk is poëtisch en meerduidig. Het stemt tot nadenken en vrolijkheid, niet omdat de inhoud zo opgewekt of opzienbarend is, maar omdat de eigenzinnige vormgeving overtuigt; oude inzichten worden daar nieuw van.

Polderman’s werk suggereert dat mensen de natuur het liefst domesticeren en behaaglijk maken. Haar bovenbeschreven lapjeshond, die zijn dierlijke identiteit dreigt te verliezen, maakt deze neiging tot vertrutting goed zichtbaar. Polderman toont ook kijkkasten vol opgeprikte beesten en planten. Als kleine natuurhistorische musea vestigen ze de aandacht op onze driftige neiging tot verzamelen en beheersen. Het zijn perfecte beelden, sterke composities en mooi van kleur. Zo gaan we om met natuur: alles onder controle. Polderman vult haar Wunderkammer echter met papierknipsels en roept daarmee associaties op met poëziealbums en onnozele huisvlijt. Haar beelden zijn veel te goed voor deze truttigheid, maar ze herinneren er wel aan; een dubbelzinnige eenheid van vorm en inhoud waaraan ze hun overtuigingskracht ontlenen.

Polderman toont ook een grote wolf, zonder ogen en zonder bek. Hij oogt haveloos en machteloos als een oude zwerver. Toch staat hij fier op zijn poten. Misschien hoopt ze dat de natuur uiteindelijk opgewassen blijkt tegen onze behoefte aan gezelligheid.

Naast deze wolf ligt een grote kameleon van Merijn Bolink in een dertiger jaren fauteuil. Zijn stoel is bekleed met kameleonvacht uit één stuk. De huid van het beest bestaat uit kleine stukken van dezelfde stof. Zijn het resten die na het bekleden van de stoel overbleven? Wiens stoel is dit eigenlijk? De fauteuil is te klein. Om zijn evenwicht te bewaren, klemt het beest zich vast aan zijn eigen achterpoot. Bovendien is het, door het verschil in textuur, goed zichtbaar op de stoel en dat is bij kameleons niet de bedoeling. Het dier lijkt slachtoffer van menselijke grillen, maar maakt geen onderdanige indruk. Daarvoor kijkt het te chagrijnig en verveeld, te superieur. Dit poëtische beeld moraliseert niet over bont. Het roept vragen op en benadrukt dat de macht tussen mens en dier niet eenduidig is verdeeld.

Christina Lucas is dit ongetwijfeld met hem eens, al gaat het bij haar om de relatie tussen man en vrouw. In haar video ‘You can walk too‘ vraagt ze zich af of opstand en emancipatie wel van onderwerping te onderscheiden zijn. De film start met een tekst die mannen al eeuwen graag uitspreken: ‘Vrouwen die componeren zijn net honden die op hun achterpoten lopen; ze doen het niet goed maar het is al verrassend dat ze het doen’. Vervolgens zien we hoe honden in een zonnig Spaans dorp in ruil voor lekkere hapjes van hun ontroerde bazinnen op hun achterpoten leren lopen. Dit kunstje loopt uit de hand. Eerst één, dan twee en tenslotte veel honden paraderen met steeds grotere vanzelfsprekendheid op hun achterpoten door de straten van het dorp dat zij uiteindelijk verlaten, op weg naar vrijheid en terug naar de natuur.

De timing van de film is spannend en hilarisch. Ook het Spaanse publiek, waaronder veel lachende huisvrouwen die zich de emancipatieboodschap van hun huisdieren zouden moeten aantrekken, zwaait en applaudisseert. Hun enthousiasme voor de opstand maakt echter ook de absurditeit en vergeefsheid van de inspanning zichtbaar. De instemming van de bazen maakt er een onderworpen performance van. Geen hond ontsnapt aan het systeem waarin hij is geboren en opgevoed. Tijdens de aftiteling kruipt zo’n hond weer in zijn mand en wordt ook daarvoor beloond. De strijdige verlangens naar bevrijding èn naar waardering worden voelbaar en de vergeefsheid ontroert. Hier ontleent deze ‘opstand’ zijn betekenis aan. De film transformeert het kunstje tot Kunst.

DIERLIJK GETROFFEN
Elena Beelaerts, Merijn Bolink, Charlotte Dumas, Yong Ho Ji, Christina Lucas, Barbara Polderman en Christien Rijnsdorp
t/m 2 december 2007

Galerie LUMC
Albinusdreef 2 (achter Leiden CS), Leiden
www.galeries.nl/lumc

Merijn Bolink, zonder titel, 2005
Christina Lucas, ON THE ROAD (still uit YOU CAN WALK TOO), 2006