Marlene Dumas als curator

Rob Perrée

Het lijkt een New Yorkse trend te worden. Bekende kunstenaars die galerietentoonstellingen samenstellen. Eerst gebeurde dat alleen in de zomer. Dan valt er immers weinig te verkopen. Als galeriehouder sta je dan voor de keuze: tijdelijk sluiten, wat veel galeries nog steeds doen, of een ongebonden tentoonstelling laten zien. Dat laatste komt chique over. ‘Wij hoeven niet te verkopen. U kunt bij ons gewoon goeie kunst bekijken.' Een weliswaar kostbaar maar uiterst verantwoord visitekaartje. Vorig jaar maakte onder andere Mike Kelley een wonderlijke tentoonstelling bij Matthew Marks. In feite had hij met het werk van anderen één grote installatie gecreëerd. Een enigszins uit de hand gelopen eigen werk dat een lacherig loopje nam met het gangbare idee over auteurschap.

In september van dit jaar maakte Cindy Sherman een keuze uit het werk van Robert Mapplethorpe voor Sean Kelly Gallery. Veel fantastische portretten van vrouwen en maar een enkele naakte man. Mapplethorpe zoals te weinig mensen hem kennen. Een verrassende kijkervaring. Marlene Dumas is de volgende gastconservator. CRG Gallery in Chelsea heeft haar uitgenodigd om de beschikbare ruimte naar haar hand te zetten. De tentoonstelling heeft als titel See no Evil, Hear no Evil, Speak no Evil. Ze toont werk van drie kunstenaars die ze op De Ateliers in Amsterdam heeft leren kennen.

De van oorsprong Koreaanse Sara van der Heide (1977), de Amsterdamse van Surinaamse origine Natasja Kensmil (1973) en de in Engeland wonende Bengalees Shah Jahan (1976). Voorwaar een bont gezelschap. Niet alleen vanwege de culturele diversiteit, maar ook vanwege hun expressieve manier van werken. Kensmil lijkt haar kwaadheid publiek te willen maken. Ze schotelt nachtmerries voor die de kijker als een klap om de oren ervaart. Bouterse, Haider en andere misplaatste macho's, ze geeft ze allemaal een beurt. Ze doet dat in grove lijnen of met wilde verfstreken. De compositie maakt ze vaak ondergeschikt aan het verhaal, de boodschap. Hoewel Amerikanen bekend staan om hun (soms lompe) directheid, vraag ik me toch af hoe ze zullen reageren op deze in-the-face-art.

Van der Heide is minder provocerend, hoewel haar kleurige doeken ook een meer dan gemiddelde intensiteit uitstralen. De situaties die ze schildert overstijgen de realiteit en raken het absurde, het surrealistische. Haar droge stijl heeft weinig medelijden met de personen die ze eraan onderwerpt. Ooit schilderde ze Beatrix als een pathetische, want verlopen Marte Röling. De vaak uit verschillende segmenten bestaande schilderijen van Jahan geven een ongemakkelijk beeld van de Anglo-Aziatische gemeenschap in Engeland. Ze zijn desondanks om te lachen of tenminste om glimlachend bij stil te staan. In hun beeldtaal doen ze denken aan de Pop Art, tegelijkertijd wringen ze aan de onschuld van die bekende mediabeelden. Dat de heftige Dumas heeft gekozen voor deze kunstenaars, verbaast me niets. Of ze er de handen mee op elkaar krijgt …? Ik mag het hopen. De New Yorkse kunstwereld kan wel wat peper in haar kont gebruiken.

13 dec tm 31 jan 2004

CRG Gallery, 535 West 22nd Street, New York