Hardop dromen

Raymond Frenken
Benjamin Verdonck, KALENDER, 6 januari 2009

Op 3 januari 2009, de eerste dag van de uitverkoop, loopt een man, voorovergebogen met tientallen tassen van luxe modewinkels aan zijn armen, over de drukke Antwerpse Meir. Af en toe blijft hij staan voor één van de vele etalages, meewarig bekeken door het winkelend publiek, om vervolgens verder te lopen tot aan de Groenplaats, waar hij de tram terug naar huis neemt.

Deze kleine performance is de eerste van een honderdtal ‘acties’ die de Vlaamse theatermaker en performer Benjamin Verdonck (1972) gedurende één jaar zal uitvoeren onder de overkoepelende titel Kalender. Deze acties, die onaangekondigd plaatsvinden, zijn op te vatten als losse scènes uit een voorstelling, waarbij de stad Antwerpen dient als decor: ze zullen uitgevoerd worden op straat, op een boom, voor het theater, misschien op het theater (maar nooit in het theater, zo bezweert Verdonck). Op de website van zijn project droomt hij alvast hardop. Zo wil hij dit jaar het hele assortiment van supermarkt Delhaize op kleur gesorteerd in de schappen zetten, op 1 april burgemeester spelen, in de winter de bomen warm aankleden en op kerstavond in slaap vallen op de Meir.

Verdonck verwierf onder meer bekendheid als de bouwer en bewoner van het metershoge zwaluwnest, dat in mei 2008 op vijftig meter hoogte aan de Rotterdamse Weenatoren zat geplakt. In deze performance hirondelle/dooi vogeltje/the great swallow, die hij eerder ook in Brussel en Birmingham uitvoerde, toonde hij een man ‘die komt, ziet en in een poging zijn toeschouwers te omhelzen, valt’. Gedurende zeven dagen konden voorbijgangers hem zien broeden, fluiten en de vleugels uitstrekken, terwijl de straat langzaam maar zeker bezaaid raakte met neerdwarrelende veertjes, strootjes en takjes. Op de laatste dag resteerde slechts een leeg nest en de krijtomtrek op het trottoir van een man met wijd uitgestrekte armen en benen.

Wat opvalt is dat Verdonck zich in zijn performances steevast bedient van een symboliek die voor een groot publiek herkenbaar is, maar zijn gelaagdheid niet verliest. De wens om te vliegen, om boven het dagelijks gewoel uit te stijgen kennen we allemaal. Maar wie bouwt er nu levensgrote zwaluwnesten en boomhutten in het centrum van de stad, om er daadwerkelijk in te verblijven en ze tot vertrekpunt te maken van een zich langzaam ontwikkelend verhaal? Of beter: van nieuwe stadsmythen? Dat kan alleen een kunstenaar.

Terugkerende thema’s zijn groei en verval, verte en nabijheid, het geloof in de kracht van het handelen en de betekenis van kunst voor het leven. ‘Kan kunst de wereld redden?’ vroeg men in 1993, toen zijn woonplaats Antwerpen culturele hoofdstad van Europa was. Op straathoeken en stadsbussen hing deze polemiserende vraag geafficheerd. Ruim vijftien jaar later is er veel water door de Schelde gevloeid, maar een definitief antwoord heeft nog niemand durven geven. Toch draait het bij Verdonck om deze vraag: welke houding dient de kunstenaar aan te nemen ten aanzien van de hem omringende wereld? Bij Verdonck is het antwoord duidelijk: steek de handen uit de mouwen. Zijn poëtica uit zich in de praktijk. Misschien is het terug te voeren op de do-it-yourself-mentaliteit van de punk- en kraakbeweging waar zijn wortels liggen, dat hij niet gehinderd door eisen van virtuositeit of technisch vakmanschap gewoon aan de slag gaat en zijn idee ten uitvoer brengt. Wat hij bedenkt kan hij maken, is de boodschap die impliciet wordt uitgedragen en daarmee raakt aan het kinderlijk verlangen in ons om kastelen, boomhutten of vliegmachines te bouwen.

De losse scènes van Kalender worden misschien minder spectaculair dan dooi vogeltje, maar als geheel is het in ieder geval een project om u tegen te zeggen. Het getuigt van moed en doorzettingsvermogen om een heel jaar lang eens in de drie, vier dagen een nieuwe performance uit te voeren. En zoals Verdonck in elke afzonderlijke actie – en in de verslaglegging daarover op zijn website, in tekst en beeld – op doordachte, poëtische en humoristische wijze plaatsen, bevolkingsgroepen, gebeurtenissen en kunsthistorische verwijzingen met elkaar verbindt, zullen ook alle acties samen leiden tot nieuwe dwarsverbanden en kruisbestuivingen.

Zo wordt de eenzame koopjesjager, die in ruil voor geld zijn persoonlijk gerief komt halen, een week later – op Driekoningen – weerspiegeld in drie straatzangers die uitgedost als de wijzen uit het oosten hun liederen zingen in ruil voor geld bestemd voor een goed doel. Waar de shopaholic blaakt van gezondheid en in een scherp gesneden pak gestoken is, zien deze drie er maar sjofel uit. Hun exotische kledij bestaat uit bijeengeraapte lappen, kronen van zilverpapier en een vaal Perzisch tapijt als mantel. Een koning(in) maakt rare bewegingen en zingt in het Frans, een koning is blind, de derde is zwart. Nog voor ze goed en wel begonnen zijn, staan ze al op achterstand, bij wijze van spreken. Toch strompelen de drie zich een weg door de stad, langs symbolische plaatsen als de Driekoningenstraat, de Offerandestraat, brouwerij De Coninck en cafés De Ster, ‘t Elfde Gebod en In de Soete Naem Jesus, en lijken ze gelukkiger dan hun epigoon. Dankzij hun samenzijn versus zijn eenzaamheid, hun barmhartigheid versus zijn egocentrisme, hun geven versus zijn nemen staan ze nu 3-1 voor.

Op 3 januari, drie dagen eerder, plaatste Verdonck reusachtige sculpturen van een appel en ei op het dak van het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten én op het dak van een troosteloos winkelcentrum aan de Binnensingel, enkele kilometers daarvandaan. Het is een letterlijke vertaling van de barre tijden waarin wij ons nu bevinden: we moeten ‘eieren voor ons geld kiezen’, en ‘door de zure appel heen bijten’. Hij verwijst ook naar een uitspraak van de Russische anarchist Bakoenin die, op de vraag wat te doen als de vijandelijke troepen voor de stadspoort stonden, voorstelde om met de schilderijen uit het museum een barricade te bouwen. Is de kunst ons nog meer waard dan een appel en ei? Is de nationale schatkamer niet meer dan een filiaal van de vermaak- en gemaksindustrie?

Het geld dat hij op Driekoningen verzamelde bedraagt ook niet meer dan een appel en een ei: een kleine vijftig euro. Het kleingeld wordt ingewisseld voor een briefje van vijftig, dat vervolgens doormidden wordt geknipt. De ene helft stuurt Verdonck naar de Israëlische ambassadeur in Brussel, de andere helft naar de vertegenwoordiger van de Palestijnse gebieden bij het Europees Parlement, met het verzoek om samen het geld nuttig te besteden. Naïef? Nee. Decadent? Misschien. Symbolisch? In ieder geval.

Het werk van Verdonck lijkt ouderwetse kunst die een opfrisbeurt heeft ondergaan. Het onderzoek naar de kracht van de kunstenaar, naar de maakbaarheid van de samenleving, het epateren van de op consumptie beluste burgerman en het op een voetstuk zetten van de eerlijke arbeider. Hij droomt hardop en is niet bang daarmee terug te grijpen op het utopische denken en de kunstzinnige avant-gardes van lang geleden. En hoewel ‘de utopie’ enkele decennia lang besmet was verklaard, vallen de acties van Verdonck nu in vruchtbare aarde. De tijd is er opnieuw rijp voor: overal wordt de hoop op verandering uitgesproken, op een omwenteling na de louterende crisis.

Ook Verdonck verwijst naar tijden van omwenteling en maatschappelijke verandering. Op 11 januari, de dag van het zout in de nieuwe dagrekening van de Franse Revolutie, gedenkt hij de mars naar zee die Mahatma Gandhi 79 jaar eerder ondernam om daar, in een daad van geweldloos verzet tegen de Britse koloniale overheersers, illegaal zout te oogsten. Verdonck koopt twee pakken zout bij de avondwinkel om ze leeg te gieten op het bevroren oppervlak van een vijver in het stadspark. De volgende ochtend is op diezelfde plek een wak ontstaan, waaruit de eenden kunnen drinken. De wereld is (nog) niet gered, maar een klein verschil is gemaakt. Yes, we can.

Benjamin Verdonck, DOOI VOGELTJE, 2005

KALENDER
Benjamin Verdonck
3 januari 2009 t/m 2 januari 2010

Antwerpen
www.kalender09.be

Benjamin Verdonck, KALENDER, 9 januari 2009
Benjamin Verdonck, KALENDER, 14 januari 2009
Benjamin Verdonck, KALENDER, 3 januari 2009