Met sissende en pompende geluiden wordt van nietsvermoedende passanten de aandacht gevangen. De brandweerslangen van Zoro Feigl hangen in de entreehal en blazen zich langzaam op, waardoor ze vervaarlijk de ruimte vullen en de weg versperren. De iele constructie van Jimi Kleinbruinink, bestaande uit houten driehoeken bij elkaar gehouden door kunststofblokjes, werkt zich naar buiten op de gevel. Ze werken als een uitnodiging, die je verleidt om naar binnen te gaan.
Eenmaal binnen komen de visuele impulsen je tegemoet. De monumentale ruimte van het voormalig postkantoor aan de Munnekeholm in Groningen is voor All is Giving afgetimmerd met houten multiplex platen. Kunstenaars Ad de Jong en Esther de Graaf stelden de tentoonstelling samen met zo’n 100 werken van 45 hedendaagse Nederlandse kunstenaars. All is Giving is bepaald geen ‘white cube’ tentoonstelling. In plaats van een steriele ruimte te creëren, maken De Jong en De Graaf een levende ruimte die opnieuw deel moet uitmaken van de stad. Zo kun je in deze public art space ook een kopje koffie drinken, een boek lezen, of ’s avonds dineren tussen de kunstwerken.
In de tentoonstelling worden gevestigde namen, zoals Henk Visch, Gijs Frieling en Hendrik-Jan Hunneman, naast jonge, onbekendere kunstenaars zoals Maaike Knibbe, Gijs Deddens en Jimi Kleinbruinink getoond. De werken staan dicht op elkaar, waardoor je als bezoeker je best moet doen om goed te kijken (en op een onoplettend moment niet ergens over te struikelen). Hierbij krijgt de kijker weinig handreikingen, er zijn geen naambordjes, geen vaste route, geen uitleg. Terwijl de tentoonstelling hierdoor als minder toegankelijk kan worden ervaren, maakt dit het juist een ware ontdekkingstocht. Al dwalend van het ene naar het andere kunstwerk, word je uitgedaagd om zelf te oordelen en verbanden te leggen. All is Giving is vooral een oefening in het kijken, die puur om vorm en materiaal gaat.
Als je de ruimte binnenkomt word je al snel getroffen door het werk van Rik Meijers, Couple (2012). Een groot schilderij van een man met een gezicht als een masker en een woeste kop haar, die knielt voor een skelet, de Dood, die zijn hand op zijn hoofd legt. Het schilderij wordt omringd door kleinere lijstjes met polaroids die overgeschilderd en bewerkt zijn. Het lijken registraties van mysterieuze rituelen. Het ruwe oppervlak van het schilderij blijkt bij nadere inspectie vol te zitten met ongewone materialen, zoals veertjes die overgeschilderd zijn, bierdopjes, stukjes glas en – het griezeligst– nepnagels. Als een moderne sjamaan trekt Meijers ons naar dit duistere altaar, dat tegelijkertijd vol zit met levenskracht.
Even verderop heeft Jonas Ohlsson zich een hoek toegeëigend waar hij in een nachtelijke sessie, onder de titel Dutch Babbeling (2013), zijn gedachtenspinsels op de muur heeft gekalkt. Ohlsson doet hierbij niet zijn best om subtiel of bescheiden te zijn. Het is een kleurrijke en chaotische installatie van teksten, tekeningen en objecten, zoals we die van hem gewend zijn. Met een enerverende openhartigheid en zelfrelativering geeft Ohlsson een blik in zijn zielenroerselen en hij lijkt een gelukkig man. Hij is verliefd (op Ilga), is niet langer bang voor de dood (wat het leven ook wel een beetje saai maakt) en heeft deze september nog gezwommen in de Gaasperplas (bij 29 graden!). Als een protest op de kunst opgevat als unieke en schaarse handelsobjecten, creëert Ohlsson hier een uniek moment in de tijd, dat spontaan en niet reproduceerbaar is.
Zo in your face als het werk van Ohlsson is, zo fijnzinnig is het sculptuur van Esther de Graaf. Dunne metaaldraden worden bijeengehouden door stukjes zwarte tape. Ze vormen een minimale, architectonische constructie op een organisch ogende bodem van gips. Er schuilt een gevoeligheid en precisie in, die zeldzaam is. In een ruimte als deze, vol met andere kunstwerken, dreigt de fragiele constructie te verdwijnen voor je ogen. Werp je echter nog een blik, dan zie je het bouwsel des te krachtiger zijn plaats innemen. Uit veel werken in All is Giving spreekt een liefde voor handwerk, zoals de sculpturen van zwart wol van Karin van Dam die als zeemijnen aan het plafond hangen, het vrolijke vormenonderzoek in klei van Malyssa ten Hove en de surrogaat keien van papier-maché van Maaike Knibbe.
In deze tentoonstelling is weinig ruimte voor conceptuele werken. De curatoren lieten zich inspireren door schrijver Michael Paraskos, boegbeeld van de beweging ‘The New Aesthetics’. Paraskos gaat de strijd aan met het conceptualisme en pleit voor een nieuwe esthetiek waarbij de kunstenaar, en daarna de toeschouwer, de verbintenis aangaat met de fysieke, materiële wereld. In een tijd waar er van de kunstenaar verlangd wordt zijn bestaansrecht te verdedigen met sociaal-economische en maatschappelijke argumenten, leggen De Jong en De Graaf hun vertrouwen in het kunstwerk zelf en diens eigen zeggingskracht. All is Giving laat zien dat de kijker niet aan de hand hoeft worden genomen en het geeft de blik en het oordeel terug aan de kijker. Daarmee doet de tentoonstelling zijn titel eer aan, door een positief en genereus gebaar te maken naar de kunst en de bezoeker.