Gijs Gieskes

Angelique Spaninks, Boudewijn Bollmann

Gijs Gieskes (1977) is geen man van veel woorden. Pratend over zijn werk ben je toch gauw een paar uur verder. Al was het alleen maar omdat hij ook graag laat zien wat hij bedoelt. Dan neemt hij je mee naar zijn studio boven de garage van zijn ouderlijk huis in Geldrop, waar het tot de nok toe vol staat met elektronica, zelfgebouwde instrumenten, speelgoed en computeronderdelen. Weggemoffeld in een hoekje staat ook nog zijn bed. Na een sessie waarbij hij het ene instrument na het andere aan twee aftandse computerspeakertjes koppelt om te laten horen wat ze kunnen voortbrengen, raak je helemaal verslingerd aan de ogenschijnlijke eenvoud, maar vooral speelse complexiteit van zijn creaties. Een echte designer wil hij zich niet noemen, ook al studeerde hij tien jaar geleden af aan de Design Academy Eindhoven. “Ik ben toch meer een soort van kunstenaar/vormgever geworden”, zegt hij bescheiden. “Op de academie kon ik grotendeels doen wat ik wilde. Ik studeerde af met filmpjes, een animatie en met een zelfgebouwde grammofoonrecorder.” De laatste jaren heeft Gieskes een eigen, heel specifieke plek in de kunstwereld veroverd. “Na mijn afstuderen vroeg ik een startstipendium aan. Ik wilde gaan reizen en overal waar ik kwam muziek opnemen. Maar ik kwam er al snel achter dat dat me helemaal niet lag. Ik voelde me eenzaam, het werkte niet. Ik ging weer terug naar huis en besloot instrumenten te gaan bouwen.”

Geïnspireerd door een TR-808, de klassieke analoge drumcomputer, bouwde hij verder aan zijn oude liefde: sequencers. Zijn ‘primitief geknutsel’ groeide al snel uit tot een soort praktijk op het breukvlak van kunst en design. Een praktijk voor de bouw van elektronische instrumenten, from scratch. Denk daarbij vooral niet aan wat je al kent aan instrumenten, want die van Gieskes zijn totaal anders. Zijn ‘hard soft synths’ bijvoorbeeld bestaan altijd uit een zelfgemaakt circuit, ingeklemd tussen twee houten balkjes met enkele druk- en draaiknopjes. Zelfs de printplaatjes en circuits etst hij zelf, in een bakje op het aanrecht. Hij bewerkt ze door er de laklaag van glossy magazines op te strijken; een trucje dat hij van internet plukte. “Ik haal veel informatie van internet. Dat is echt een uitkomst. Maar ik zet ook bijna alles wat ik zelf maak of ontdek terug op internet, via mijn website. Zo blijven dingen in ontwikkeling, en geef ik terug aan de gemeenschap wat ik ook van de gemeenschap krijg. En terwijl ik aan nieuwe instrumenten werk, wat meestal flink wat tijd vraagt, komen er altijd weer nieuwe ideeën.”

Even later, weer beneden bij de grote tafel in de woonkamer die net zo vol ligt met draadjes, relaistjes, contacten, schakelaartjes en andere onderdelen, haalt hij een klein, zwart plastic koffertje tevoorschijn – zo één waar een goedkope accuboor in heeft gezeten. Eenmaal opengeklapt blijkt ook hier een geweldig instrument in te zitten. Het belt en valt te bespelen als een keyboard, maar dan met magneetjes. Gieskes: “Dit is wat ik nu vooral probeer te doen. Ik maak al jaren instrumenten maar de laatste tijd worden ze wat te perfect naar mijn smaak. Ze zijn te af, te veel volgens het boekje en daardoor steeds minder interessant, voor mijzelf en dan dus ook voor anderen. Toch is het technisch gezien een vrij perfect instrument, bestaande uit het binnenwerk van een Casio keyboard met daarop losse magnetische contactjes die je per toon kunt verzetten. Daarnaast zit er een soort bel in en blijft er ook nog ruimte voor allerlei andere connecties die weer geluiden kunnen opleveren. Voor een concert of performance hoef ik alleen dit koffertje mee te nemen en open te klappen, het aan te sluiten op een versterker en ik kan spelen. En: het geluid heeft een heel eigen karakter. Het klinkt niet als een goedkope Casio. Dat komt vooral omdat ik altijd zoek naar de juiste balans tussen hoe ’t moet en hoe ‘t niet moet. Teveel technisch vernuft levert standaard geluiden op, terwijl je juist iets nieuws of iets eigens zoekt.”

Dat hij dat eigene inmiddels gevonden heeft, blijkt uit het feit dat hij ook met enige regelmaat in binnen- en buitenland gevraagd wordt voor optredens. “Dat zijn half performances, half demonstraties. Vroeger trad ik vooral op met Game Boys, maar dat was nooit met eigen software. Inmiddels zijn mijn eigen dingen goed genoeg. Vroeger was het ook erg voorgeprogrammeerd en gecomprimeerd wat ik liet horen. Heel intens en opgefokt, om er maar zoveel mogelijk uit te krijgen. Nu maak ik meer live improvisaties. Het zijn drone-achtige klankpatronen met veel herhaling, waardoor je in een soort trance kunt komen. Het lijkt heel minimaal, maar alles zit erin.”
Luisterend naar zijn ideeën en kijkend naar zijn werk, kan de combinatie van techniek en een zekere visuele esthetiek je nauwelijks ontgaan. Of dat iets te maken heeft met zijn achtergrond als ontwerper durft Gieskes echter niet geheel te beamen. “Ik vind het belangrijk dat je kunt zien waar het geluid vandaan komt, dat er iets van schoonheid in het spel is”, stelt hij. “Ik was vroeger ook echt geen computernerd, had eerder een hekel aan computers. Pas toen ik met mijn vader, ook kunstenaar, weleens naar de sloop ging en daar voor het eerst de printplaten uit het binnenste van oude computers zag, raakte ik gefascineerd door het mooie ervan. Dat je ziet wat het is zonder het ooit helemaal te snappen. En ik begrijp het eigenlijk nog steeds niet.”

Klik hier voor meer informatie over Gijs Gieskes en zijn werk

Zijn meest recente instrument Serv Seq is te zien in de expositie HIER&DAAR t/m 23 augustus bij MU in Eindhoven en KOP in Breda.