In een poging de kijker een nieuwe museale ervaring te laten beleven, heeft het Centraal Museum voor de tentoonstelling Standpunten – Anders kijken naar de collectie moderne kunst zeven kunstenaars uitgenodigd om de muren van evenveel zalen te beschilderen waarop werken uit de collectie moderne kunst worden gepresenteerd. Leidraad zijn zeven thema’s, aan de hand waarvan bekende en minder bekende werken zijn uitgekozen: politiek, elite, melancholie, massacultuur, realisme, vrijheid en onderbewustzijn.
Meta Knol, samensteller van Standpunten, pleitte in november 2007, samen met Stijn Huijts en Edwin Jacobs, in het artikel ‘Naar een mondig museum’ (NRC Handelsblad) voor een anti-elitair museum waarin ‘wisselwerking tussen de hedendaagse cultuur en het cultureel erfgoed’ moest plaatsvinden. Het leggen van verbanden tussen actuele ontwikkelingen en culturele hoogtepunten zou nieuwe bruggen kunnen slaan, waarbij het publiek zou worden ‘uitgedaagd om een individuele, reflectieve positie in te nemen.’
Vandaar het concept voor deze tentoonstelling, dat wordt aangeprezen als een vernieuwend uitgangspunt. Thematisch is deze tentoonstelling niet zo vernieuwend. Er zijn genoeg vergelijkbare voorbeelden, zoals recentelijk Vormen van verzet in het Van Abbemuseum. Maar het creëren van een eenheid van bestaande kunstwerken met nieuwe muurschilderingen, is dat wel.
Standpunten beperkt zich in de media van het getoonde werk. Het is vooral een expositie van schilderijen en tekeningen, met een enkel ruimtelijk werk. Fotografie en video ontbreken vrijwel volledig. Dit lijken ook de hiaten in de museumcollectie, volgens de online catalogus. Een confronterend werk van Aernout Mik (dat wel in de collectie zit) had prima gepast bij het thema politiek. Hoewel bij dit thema als enige alvast wel fotowerken hangen. Deze zaal – met een muurschildering van strijdende fantasiebeesten door Willehad Eilers – is degene waarin het werk het meest gevarieerd is uitgekozen, hoewel het exposeren van parafernalia uit de Tweede Wereldoorlog – zoals een uithangbord van de Utrechtse Kunstkamer – een oninteressante toevoeging is.
De zaal realisme beperkt zichzelf. Hiervoor werd een keuze gemaakt uit sociaal-realistisch werk uit de periode 1880-1930. Dat werd aangevuld met stillevens die een connectie aangaan met de muurtekening van een keuken in gekleurde tape van Aam Solleveld. Voor vrijheid spoot Gerard Polhuis witte verf over een zwarte muur en andersom, waardoor de daarop hangende werken – onder andere werk van Cobra-kunstenaars – slecht uitkomen.
Bijna ergerlijk is massacultuur waar Marijn van Kreij op kleine blaadjes commentaar levert bij de werken. Een mop vertellen bij een schilderij van lachende mensen van Malcom Morley is weliswaar een interpretatie van het werk maar wel een erg gemakkelijke. In deze zaal trekken de tekstjes meer aandacht dan het werk waarop ze commentaar geven.
Bij onderbewustzijn staan de uit de lucht buitelende groteske figuren van Roland Sohier in contrast met het werk van lokale surrealisten zoals Moesman, die imitaties maakten van grootheden als Dalí, Magritte, de Chirico en Tanguy. De werken en de schildering gaan niet echt een verband aan of het moet een visie zijn op een boven- en onderwereld die niet echt overtuigt, voornamelijk omdat het werk van Sohier het oog veel sterker trekt dan de oudere schilderijen. In de zaal melancholie heeft Manon Bovenkerk tekeningen naast de bestaande werken gemaakt die een duidelijk versterkend effect hebben op de zwaarmoedige, wat onooglijke schilderijen. Haar dreigende houtskooltekeningen van verpeste landschappen gaan een spannende ‘voor en na’-relatie aan met de rustieke omgeving op het geëxposeerde werk.
Een gemiste kans is elite. Al past de schildering van Henri Jacobs goed bij de gekozen schilderijen, de invulling van het thema is mager. Het feit dat alleen de culturele elite door tentoonstellingen wordt aangetrokken is curator Knol, zo schrijft ze in het genoemde betoog in de NRC, een doorn in het oog. Kunst is volgens haar niet langer een elitekwestie. ‘In plaats van zich op te stellen als traditionele bolwerken van blanke cultuur, zouden musea met gevoel voor actualiteit ook andersoortige impulsen moeten gaan oppikken.’ Toch wordt de elite in de expositie slechts uitgebeeld met portretten van chique dames en heren en gaat de curator niet op zoek naar dat spanningsveld. Een manco dat heel Standpunten uitdraagt: het is ontzettend ‘wit’. De kunstwerken zijn zonder uitzondering van gevestigde, erkende, soms oubollige kunstenaars die een ouder publiek zullen aanspreken. De wandschilderingen zijn gemakkelijk ‘high brow’ te noemen. Uitzondering is de tekening van Willehad Eilers, maar je kunt een tentoonstelling amper ‘streetwise’ noemen als ze met slechts één hippe street art-gerelateerde wandschildering gepimpt werd.
STANDPUNTEN – ANDERS KIJKEN NAAR DE COLLECTIE MODERNE KUNST
t/m 2 juni 2009
Centraal Museum Utrecht
Nicolaaskerkhof 10, Utrecht
www.centraalmuseum.nl