Elin Austbø

Miriam van Ommeren

Wie ieder jaar de open studio’s van de Rijksakademie bezoekt, is vaak vooral nieuwsgierig naar de residenten die er hun tweede jaar afsluiten. Hoe zal hun werk zich hebben ontwikkeld in de afgelopen periode? Is er een lijn te vinden met de expositie van het jaar ervoor, of is de kunstenaar een heel andere kant opgegaan?

Deze vraag hield mij ook bezig waar het Elin Austbø betrof. Vorig jaar maakte zij indruk met een installatie met een met vet besmeurde graafmachine, rauw vlees en een verzameling uiteenlopende objecten. Het werk was ontegenzeggelijk rauw en provocerend, maar het was moeilijk om er de vinger op te leggen.

RijksakademieOPEN begint dit jaar met Austbø, letterlijk: haar werk figureert prominent bij de hoofdingang. Ook dit jaar schuwt zij het grote gebaar en het grove geschut niet: de graafmachine heeft plaatsgemaakt voor een heuse tank die tegen een container lijkt te zijn aangereden. Eromheen staan verschillende kinderautomaten, en een paar reusachtige ijsjes die je doorgaans bij snackbars op de stoep aantreft. Ik ben gelijk van mijn à propos.

De zes Donald Duck-automaten staan her en der verspreid; twee ervan bij het hek en nog twee aan weerszijden van de toegangspoort. Geen van allen werkt, het zijn defecte poortwachters van het platte amusement, gestript van hun functie. De enige beweging in het geheel komt van het felgekleurde paard dat, behangen met uitbundig gekleurde maar inmiddels verlepte ballonnen, in een mechanische galop heen en weer schuift. Aandoenlijk en troosteloos tegelijk. Een tank, een vieze container en de defecte inventaris van een armoedige kermis, en dan moet je dag nog beginnen.

Wie de tank passeert en de container betreedt, treft een absurd tafereel aan. Binnen wordt een video vertoond van een net bevallen varken dat haar biggetjes zoogt. Op de voorgrond wacht een verlepte slagroomtaart erop te worden aangesneden; misschien om de geboorte te vieren? Buiten ligt er nog een. Het tafereel in de container is, hoe bevreemdend ook, een verrassende wending in Austbø’s ‘installatie’. Ondanks de dreigende aanwezigheid van de legertank buiten, wordt binnen het nieuwe leven gevierd. Na de afstandelijke assemblage van apparaten voel je je hier opeens in een bijna intieme setting. Alsof je een kerststal betreedt, samengesteld uit schroot, met een toefje slagroom.

Maar wat doet die tank daar nou; is het een statement? Is dit werk uitgesproken politiek, of opereert het meer op het persoonlijke vlak en representeren die kapotte automaten juist jeugdtrauma’s op z’n Mike Kelley’s?  En welke rol speelt die arme zeug op de video in het geheel?

De vragen stapelen zich op, maar de antwoorden blijven uit. Elin Austbø praat niet over haar werk, legt desgevraagd ook niets uit. De begeleidende tekst verhaalt over een jeugdherinnering; over slapen in een graanveld, het plukken van bloemen en het willen vasthouden van een moment. De werkelijkheid van Austbø´s werk vormt echter een zeer schril contrast met deze dromerigheid. Alsof je fantaseert over een zonovergoten middag in een prachtig weiland, om vervolgens wakker te schrikken op een verregende kermis in een desolate industriestad.

Is het een goede zet geweest om Austbø bij de ingang van het gebouw haar gang te laten gaan? Haar werk roept meer vragen op dan misschien wenselijk is bij de start van je bezoek aan de Rijksakademie. De schijnbaar totaal willekeurige combinatie van objecten, het contrast tussen de bevreemdende intimiteit in de container en de kilte daarbuiten, het contrast tussen kunstwerk en tekst: het schuurt en het wringt, en de verwarring groeit. Onlangs suggereerde Domeniek Ruyters, hoofdredacteur van Metropolis M, dat ‘zaalteksten geen voorwaarde zijn bij het bekijken van kunst, vaker een hinderpaal’, maar hier is de behoefte aan houvast toch wel erg groot. Een ding is zeker: de stomp in de maag blijft ook dit keer niet uit.

Fotografie: Niek Hendrix