Kunstprojecten worden door gemeenten en projectontwikkelaars steeds vaker als vast onderdeel in de ruimtelijke planning opgenomen. De verwachtingen zijn hoog: kunst kan meer zijn dan een cosmetische ingreep, kunst kan ook meer doen dan de status verzegelen van een plek, persoon of gebeurtenis. De ambitie verschuift steeds vaker naar gebiedsontwikkeling, het bevorderen van sociale cohesie en de leefbaarheid van een wijk. Maar het succes van de projecten wisselt nogal. Waar gaat het vaak mis? En hoe kan kunst in de openbare ruimte het best voor de buurt en de gemeenschap worden ingezet?
Het probleem is dat kunstenaars vaak pas in de laatste fase worden betrokken, als alle plannen al vastliggen. Zij fungeren dan alleen nog ‘als een lapje voor het bloeden’, zoals het treffend wordt verwoord in een online publicatie over dit onderwerp van TAAK, een stichting die zich bezighoudt met de realisatie van nieuwe vormen van kunst in het publieke domein en alternatieve vormen van opdrachtgeverschap.
Bij het nieuwbouwproject WOON& op het Amsterdamse Zeeburgereiland lijkt het anders te gaan. Hier ging gebiedsontwikkelaar BPD (Bouwfonds Property Development) de samenwerking aan met onder andere het Sandberg Instituut om samen met studenten, alumni en docenten na te denken over ‘nieuwe manieren van (samen)leven, maken, bezitten, delen, beheren en onderhouden’, zoals BPD het in een tekst op de website verwoordt. Op de bouwplaats werd een werk- en testterrein gebouwd waar studenten van de tweejarige, tijdelijke master The Commoners’ Society ideeën ontwikkelden voor een nieuw soort stedelijke omgeving. Langs de theorieën van filosoof Byung-Chul Han en gelijkdenkenden werd gezocht naar modellen voor een nieuw soort gemeenschappelijkheid, als alternatief op een neoliberaal systeem.
Een van de initiatiefnemers van de samenwerking is Jules van den Langenberg, werkzaam als curator bij PS (Public Sandberg). Hij vertelt over de samenwerking: “Uit een reeks ontmoetingen tussen alle partijen die betrokken zijn bij de gebiedsontwikkeling – BPD, de gemeente, toekomstige bewoners, wetenschappers – zijn zeven scenario’s voortgekomen. De kunstenaars die deze scenario’s bedachten werden uitgenodigd om een concreet voorstel te doen voor een publiek kunstwerk, waarvan er uiteindelijk één zou worden gerealiseerd.”
Deze zeven kunstenaars maakten niet allemaal deel uit van The Commoners’ Society, maar ‘gemeenschappelijkheid’ en aanverwante thema’s speelden in alle voorstellen een rol. Franziska Goralski was wel een Commoner. Zij koos heel bewust voor de master om meer te leren over ‘commoning’ – het denken over gemeenschapszin. “Toen ik me had aangemeld was nog niet echt duidelijk dat de samenwerking met BPD een belangrijk onderdeel in het curriculum zou zijn”, vertelt Franziska. “Ik stond hier aanvankelijk kritisch tegenover. BPD staat voor mij symbool voor een kapitalistische orde waar ik mij als kunstenaar juist tegen afzet. Als ik met hen zou samenwerken dan wilde ik wel iets kunnen doen wat mijn ideeën verbeeldt en niet zomaar een leuk, licht verteerbaar publiek kunstwerk maken.”
Met haar kunstproject The last brick is pending for the next 1000 years stelde Franziska voor om het stuk grond van haar kunstwerk voor de komende duizend jaar juridisch aan te merken als gemeenschappelijke grond. Een vergunning van de gemeente, die vaststelt dat verkoop of particuliere toe-eigening niet is toegestaan, zou inhouden dat het bestemmingsplan van het gebied gewijzigd zou moeten worden. Franziska’s doel met dit conceptuele werk is het oproepen van vragen over de menselijke behoefte aan vrije ruimte en de economische systemen die dit in de weg staan. “Mijn vragen hebben veel te maken met algemene ethische waarden in onze maatschappij. Is het bijvoorbeeld gerechtvaardigd dat we land verhandelen, terwijl het ons gegeven wordt door de natuur?” Het werk zou bestaan uit een opening in de grond met een glasplaat ervoor, die uitzicht biedt op de onderliggende parkeergarage. Een grote ketting die vanaf het dak van het gebouw de grond inzakt moest de aandacht op dit rechthoekige stukje ‘vrije ruimte’ vestigen.
Door het werk pal naast een van de woonblokken te plaatsen stelde Franziska vrij letterlijk de activiteiten van haar opdrachtgever ter discussie. Want hoewel BPD het bouwproject verkoopt als een utopische deelgemeenschap en er ook sociale en middeldure huurwoningen komen, is het ook gewoon een commerciële vastgoedpartij. BPD komt voort uit een semi-overheidsbedrijf dat door heel Nederland betaalbare woningen heeft gebouwd, maar inmiddels is het geprivatiseerd en met de bouw van luxe appartementencomplexen in Amsterdam, voor met name het midden en hoge segment, draagt het bij aan het onbetaalbaar worden van de stad voor een groot deel van haar inwoners.
Dit is dan ook precies waar deze samenwerking wringt. Het feit dat BPD samen met kunstenaars en bewoners een discussie op gang wil brengen over wat gemeenschappelijkheid is en kan zijn is vooruitstrevend. Tegelijkertijd vraagt het kunstenaars gemeenschapszin te creëren in een buurt waar zij om financiële redenen zelf waarschijnlijk nooit kunnen wonen. Jules: “Zeeburgereiland is een kunstmatige gemeenschap, die voornamelijk bestaat uit mensen uit de midden- en bovenklasse. De prijzen in het gebied waar de kunstenaars hun voorstellen voor maken, gaan van 3 ton voor de goedkoopste appartementen tot 1,2 miljoen voor de penthouses. Daar moet je je als kunstenaar, of in mijn geval curator op een of ander manier toe verhouden. Neem het voorstel van Bin Koh…”
Het voorstel van Bin Koh werd uiteindelijk door de jury geselecteerd. Zij bedacht een barbecuetafel waar bewoners op tegels hun favoriete recepten kunnen delen. Als het werk eenmaal is geplaatst in juli 2021 zal zij met haar gastronomiecollectief Comfort Ball meerdere evenementen organiseren, waarin ze, met eten als aanleiding, gesprekken op gang wil brengen met buurtbewoners rondom thema’s die in haar praktijk een belangrijke rol spelen, zoals de fetisjering en vervreemding van Aziatische vrouwen in de westerse cultuur.
Jules: “De samenwerking tussen BPD en het Sandberg Instituut maakt dat Bin in de stad kan blijven en ook anderen uit haar collectief werk kan verschaffen. Haar werk zet licht kritisch in, maar is uiteindelijk heel dienstbaar aan de omgeving. Daar kun je van alles van vinden. Volgens mij is vooral de vraag wanneer het gesprek plaatsvindt. Bin heeft nu letterlijk een plek aan de tafel en de (voornamelijk witte, welvarende) mensen aan die tafel moeten zich ook tot haar verhouden. Tijdens de eet-evenementen die Bin gaat organiseren zal zeker scherp worden gesproken over het feit dat er bijvoorbeeld nauwelijks mensen met een Aziatische achtergrond in die buurt wonen.”
Met het werk van Bin maakte de jury een hele passende, maar ook enigszins veilige keuze. “BPD was specifiek geïnteresseerd in kunstprojecten van jonge makers, die meer conceptueel, participatief en procesmatig zijn en niet per se permanent en fysiek”, vertelt Jules. Met het werk van Bin kozen ze toch voor een permanent werk, dat misschien in het begin nog wel geactiveerd wordt door de kunstenaar, maar uiteindelijk de interesse van buurtbewoners nodig heeft om betekenis te hebben.
Kitty Maria rekte de grenzen van wat een publiek werk zou kunnen zijn verder op. Haar voorstel bestond uit een bindend contract met BPD waarmee zij zichzelf en haar vaste performancepartner Elise Ehry verplichtte elk jaar op dezelfde dag naar Zeeburgereiland terug te komen voor een periode van tien jaar, om daar als twee ‘werkloze air hostesses’ een werkdag van acht uur te maken. Het contract en de ieder jaar groeiende collectie stewardessenuniformen zouden als enige markering van het werk permanent in een vitrine te zien zijn.
De air hostess is een terugkerend personage in Kitty Maria’s performances. In plaats van te voldoen aan hun sociaal geconstrueerde rol – kalmeren en bedienen in de lucht – hosten deze werkloze stewardessen de openbare ruimte. Naast dat zij vrouwelijke rolpatronen in relatie tot arbeid ter discussie stelt, roept Kitty met dit werk ook interessante vragen op over de vorm van het publieke kunstwerk. Kan dit bijvoorbeeld ook een contract zijn, een lichaam, of een verhaal? Kitty Maria: “Het is een interessant moment om na te denken over wat een publiek sculptuur kan zijn, zo net na de beeldenstorm. Het problematische van veel kunst in de openbare ruimte is dat het wordt gemaakt om er voor de eeuwigheid te staan. De verhalen van veel van die beelden kloppen niet meer. Ik denk dat het veel interessanter is om tijdelijk, meer fluïde werk in de openbare ruimte te maken. Vanuit mijn perspectief als performancekunstenaar is het ook heel interessant om mijn praktijk naar buiten te verplaatsen. In de buitenruimte wordt het meteen politiek en heeft het direct met alles te maken wat er om je heen gebeurt.”
Voor de niet geselecteerde voorstellen is Jules nu aan het onderzoeken of ze een andere bestemming kunnen krijgen. “Wat als de kunstwereld de praktijk van de architectuur en gebiedsontwikkeling nu eens als voorbeeld zou nemen? Architecten zijn over het algemeen heel open over hun projectvoorstellen, ook als ze niet worden geselecteerd. Hierdoor komt er vaak alsnog iets anders uit voort” aldus Jules. Vanuit deze visie spoorde hij Kitty en Franziska aan hun voorstellen samen te voegen. “Dat heeft geleid tot een nieuw project dat een perfecte combinatie is van de twee voorstellen. Het bestaat nu alleen nog maar op papier, maar bij groen licht van de gemeente en een subsidietoezegging zal het in de nazomer van 2021 plaatsvinden.” Om alvast een tipje van de sluier op te lichten: wie deze zomer in de buurt van het Emmaplein in Amsterdam-Zuid komt, zou zomaar eens twee werkloze air hostesses tegen kunnen komen.
Naast Franziska Goralski, Bin Koh en Kitty Maria, maakten ook Cindy Wegner, Fabian Reichle, Niels Albers en Willem Schenk voorstellen voor een publiek werk voor het nieuwbouwproject van BPD op Zeeburgereiland. Voor meer informatie zie: https://sandberg.nl/what-creates-intimacy
Masha van Vliet is curator bij Willem Twee kunstruimte in Den Bosch en redacteur van Tubelight.