Een minderheid in een minderheid

Laurens Meijer
Carlos Motta, Zizi uit THE CROSSING, 2017 (videostill). Met dank aan de kunstenaar, Instituto de Visión, Bogotá, galerie Mor Charpentier, Parijs, Galeria Filomena Soares, Lissabon en galerie P.P.O.W., New York

The Crossing van de Colombiaanse kunstenaar Carlos Motta is een installatie over de verhalen van elf vluchtelingen die vanwege hun non-conforme gender- en seksuele identiteiten werden gedwongen om te vluchten uit hun geboorteland. Op zoek naar bescherming en acceptatie reisden zij naar Nederland. Openhartig en kwetsbaar vertellen zij over hun leven, hun reis en de momenten waarop ze met uitsluiting, discriminatie en fysiek geweld werden geconfronteerd.

Faysal uit Pakistan werd door zijn schoonfamilie betrapt terwijl hij zoende met een man. Nadat de familie Faysals vriend vermoordde, dook Faysal onder. Mala uit Marokko identificeert zichzelf als een transgendervrouw met een baard. Bij haar coming-out braken Mala’s ouders haar voortanden. Raneen leidde een dubbelleven in Bagdad. Hij liet een baard groeien om te compenseren voor zijn vrouwelijke verschijning. Uit angst voor de gruwelijke martelpraktijken van Islamitische Staat vluchtte hij het land uit voordat het niet meer kon. Het is bijzonder dat zij hun persoonlijke verhaal met ons delen. Dit zijn mensen die je niet gauw ontmoet en verhalen die je niet snel te horen krijgt. Het is alsof ze ons in vertrouwen nemen en blij zijn dat we luisteren. Motta heeft hen duidelijk op hun gemak gesteld en hen in alle vrijheid hun verhaal laten doen. Ik ben verrast door de levendige manier waarop ze vertellen. Strijdlustig, moedig en hoopvol kijken ze uit naar de toekomst.

Aan de andere kant van de ruimte staan vitrines waarin onder andere tekeningen, etsen, foto’s, poppen en een schilderij worden getoond. Motta selecteerde deze historische objecten uit de collecties van drie Nederlandse musea en stelde ze chronologisch op. Een aantal van de objecten doet denken aan het idee van Nederland als tolerant en gastvrij land. Prominenter zijn de objecten die verwijzen naar ons koloniale verleden, de eeuwen waarin Nederland als gewelddadige kolonisator in de wereld huishield. Een ogenschijnlijk onschuldig bordspel uit 1903, dat meer doet denken aan Ganzenbord dan aan Risk, blijkt als ik het spel nauwkeuriger bestudeer gebaseerd op de koloniale oorlogen die werden gevoerd door het Nederlandse leger in Indonesië rond 1900.

Deze objecten en de geschiedenis waarnaar zij refereren zetten ons zelfbeeld op scherp. Ze confronteren ons met ons verleden, onze houding en ons gevoel als het gaat om hoe wij denken en praten over anderen. Motta maakt onze onderbewuste historische bagage tastbaar. Deze patronen zijn lang geleden opgeborgen in wat de Surinaams-Nederlandse antropologe Gloria Wekker in navolging van de beroemde Palestijns-Amerikaanse literatuurwetenschapper Edward Said het ‘culturele archief’ noemt. Dat Nederland eeuwen een koloniale heerser is geweest en een narratief wist te bedenken waarbinnen gekleurde mensen konden worden gedehumaniseerd, heeft zijn sporen nagelaten op onze identiteit.

Aangekomen in Nederland werden Faysal, Mala, Butterfly, Zizi en de anderen geconfronteerd met een ander Nederland dan zij zich hadden voorgesteld. Aanvankelijk voelden zij zich niet veilig in de asielzoekerscentra, waar zij als LGBTQI vluchtelingen een minderheid in een minderheid vormden. Hier werden ze door andere asielzoekers gediscrimineerd en buitengesloten, opnieuw onderworpen aan vooroordelen en agressie van mensen die denkbeelden koesteren waarvan ze zich juist probeerden te verwijderen.

Vervolgens is er de confrontatie met de Nederlandse overheid, die moeite heeft met beoordelen of een vluchteling daadwerkelijk de seksuele gerichtheid heeft die hij zegt te hebben. Zo werd Faysals asielaanvraag in eerste instantie afgewezen omdat hij niet tot in de intiemste details vertelde over zijn seksleven. Hoewel een asielzoeker vanwege zijn recht op privacy niet wordt gevraagd naar zijn seksleven, werd in dit geval wel gevraagd naar zijn seksuele gedrag. Met culturele verschillen, zoals een taboe op een intiem onderwerp als seks, wordt hierbij vreemd genoeg geen rekening gehouden. Hoe ver moet iemand gaan om zijn seksuele gerichtheid te bewijzen?

Motta vraagt ons om na te denken over ons verleden en over hoe wij het heden vormgeven. Wel zet ik vraagtekens bij zijn keuze om alleen vluchtelingen uit islamitische landen aan het woord te laten. Het gevaar is dat dit de schijnbare tegenstelling onderstreept van aan de ene kant de liberale westerse samenlevingen, waarin mensen met non-conforme gender- en seksuele identiteiten worden geaccepteerd, en aan de andere kant islamitische landen en culturen waar dat in zijn geheel niet zo is. Het is echter niet zo zwart-wit dat iedereen in islamitische landen conservatief is en discrimineert, net zomin dat alle mensen hier open-minded zijn. Het benadrukken van deze schijnbare tegenstelling komt de vluchtelingen niet ten goede, die vanwege hun uiterlijk ook in Nederland helaas met transfobie, homofobie en islamofobie worden geconfronteerd.

Met The Crossing laat Motta zien dat het ideologische concept van Nederland als tolerant, gastvrij land dat mensenrechten hoog in het vaandel heeft, niet overeenkomt met de werkelijkheid. Laten we niet vergeten dat het in veel oosterse landen gewoon is om als mannen onder elkaar affectie te tonen, bijvoorbeeld door hand in hand te lopen, zonder dat daar door anderen een seksuele identiteit op wordt geplakt. Het zijn uiteindelijk de wetten uit het koloniale tijdperk die intimiteit voor mensen van het gelijke geslacht hebben gecriminaliseerd.

Carlos Motta, THE CROSSING, 2017. Met dank aan de kunstenaar, Instituto de Visión, Bogotá, galerie Mor Charpentier, Parijs, Galeria Filomena Soares, Lissabon en galerie P.P.O.W., New York, Foto: G.J. van Rooij, Courtesy: Stedelijk Museum Amsterdam.