Een belachelijk veilig beroep

Feiko Beckers

Op 3 januari 2007 meldt het regionale dagblad De Stentor dat de Meppelse kunstenaar Charles Henri is geveld door zijn zelfportret en hierbij zijn been op meerdere plaatsen heeft gebroken. Hij was net bezig het 120 kilo wegende bronzen beeld met behulp van een steekwagentje en ‘drie potige kerels’ de trap van het voormalige stadhuis in Meppel af te tillen, toen hij uitgleed en eronder terechtkwam. Het beeld bleef onbeschadigd.

In het artikel vertelt Henri teleurgesteld dat hij liever had gezien dat het beeld kapot was gevallen en dat hij ongedeerd was gebleven. ‘Het beeld was na zo’n val makkelijker weer te restaureren geweest. Mijn revalidatie duurt véél langer.’ Toch heeft Henri niet veel te klagen; onder dat beeld van 120 kilo terechtkomen had net zo goed zijn dood kunnen betekenen.

Waar Charles Henri zijn eigen kunstwerk overleefde, overleefde een assistent van Richard Serra het niet toen in 1971 een werk van deze kunstenaar op hem terechtkwam. Twee andere assistenten raakten zwaargewond, toen in 1988 in een vergelijkbaar incident een ander werk van Serra op hen neerviel. Hoewel het er in werkelijkheid bij één is gebleven, gaan er geruchten dat er in de afgelopen jaren al tientallen mensen bij het opbouwen van het werk van Serra om het leven zijn gekomen. Als dit daadwerkelijk het geval was, kon het werk van Richard Serra met recht de Bermuda-driehoek voor kunstenaars-assistenten worden genoemd.

Serra heeft het overigens liever niet meer over dit dodelijke incident. In een interview met National Public Radio laat hij weten: ‘There’s no need to go into that.’ Ik begrijp dat wel. Niemand heeft het graag over zijn jeugdzondes. Of je nu Richard Serra heet of Sylvester Stallone. En of het nu in het geval van Serra een dodelijk ongeluk met een van je kunstwerken is of in het geval van Sylvester Stallone het spelen van de hoofdrol in de soft-pornofilm The Party at Kitty and Stud’s.

Als Charles Henri zijn bronzen zelfportret niet had overleefd, was hij in dat geval eigenlijk in het harnas gestorven?

Ik denk het wel. In het harnas sterven betekent uiteindelijk dat je overlijdt terwijl je bezig bent je werk uit te voeren. Het van de trap van het voormalige stadhuis in Meppel aftillen van een 120 kilo wegend zelfportret met behulp van een steekwagentje en ‘drie potige kerels’, hoort nu eenmaal bij de beroepspraktijk van een kunstenaar.

Na het lezen van dit bericht stond ik meteen stil bij mijn eigen functioneren als kunstenaar. Toen ik vier jaar geleden besloot video’s te gaan maken, was het weliswaar erg fijn om mijn werk op een enkel dvd-tje in mijn tas te kunnen meenemen maar het heeft mijn kansen om te sterven in het harnas ernstig bemoeilijkt. Want hoe sterft een videokunstenaar in het harnas?

Waar een schilder nog wel eens wil bezwijken aan giftige terpentinedampen, beeldhouwers verpletterd worden onder hun werk en zelfs een enkele fotograaf wel eens overlijdt als hij een slok neemt uit het verkeerde flesje in de donkere kamer is het voor de videokunstenaar armoe troef. Het is een belachelijk veilig beroep.

Ik heb de mogelijkheden van een videokunstenaar om in het harnas te sterven uitgetekend. Gespiest worden door een statief, met je hoofd terechtkomen in een televisietoestel of bedolven worden onder een grote hoeveelheid videobanden; het zijn erg onwaarschijnlijke scenario’s, maar het zijn de strohalmen waaraan wij videokunstenaars ons wanhopig vastklampen.

De handelingen van een videokunstenaar sluiten nu eenmaal flink wat ongelukken uit. Hierdoor verstaan de videokunstenaar en de romantische kunstenaarstraditie elkaar ook maar slecht. Onze handelingen zijn niet alleen ongevaarlijk, maar ook allesbehalve intuïtief of gevoelsmatig. Ze zijn dan ook niet te scharen onder wat M.C. Escher ‘de magische handeling van een kunstenaar’ noemde.

Laatst besloot ik bijvoorbeeld de montage van een video rigoureus te veranderen. Vervuld van een innerlijke dadendrang ging ik driftig aan de slag. In de praktijk betekende dit dat ik tweemaal de combinatie Ctrl-Z op mijn toetsenbord intikte. Nu wil ik niet beweren dat het tweemaal intikken van Ctrl-Z een romantische daad per definitie uitsluit, maar de eerste dichter die een toetsencombinatie in een van zijn sonnetten verwerkt, moet nog geboren worden. Ik twijfel er overigens niet aan dat dat binnenkort zal zijn.

Een ander voorbeeld. De doctrine van de Amerikaanse schrijver Charles Bukowski schrijft voor dat ‘mislukken mag, maar dan wel groots en meeslepend.’ Vorige maand mislukte een opname van mij nog, toen ik er bij het monteren achterkwam dat er allerlei zaagsel bij die opname in beeld lag. Ik heb toen simpelweg de stofzuiger van mijn buurman geleend, het zaagsel opgezogen en de scène opnieuw gefilmd. Is dat wat Bukowski bedoelt met ‘groots en meeslepend’? Het lenen van een stofzuiger bij je buurman en het zaagsel opzuigen? Ik denk het eerlijk gezegd niet.

Het zelf geschreven grafschrift van Bukowski luidt trouwens ‘Don’t Try’ en in een interview gaf hij al eens aan meer vertrouwen te hebben in loodgieters dan in het Opperwezen, ‘because plumbers keep the shit flowing’. Uit het citaat van Bukowski mag overigens geconcludeerd worden dat hij denkt dat het Opperwezen niet als loodgieter werkzaam is. Een conclusie die ik niet kan onderschrijven.

Ik pleit er niet voor om het beroep van videokunstenaar gevaarlijker te maken. Al zou dat gemakkelijk kunnen. Denk bijvoorbeeld aan messcherpe dvd-schijfjes of nucleair restmateriaal in videocamera’s. Ik zou wel graag wat meer romantiek willen herkennen in mijn werkzaamheden. Maar misschien vraag ik daar wel te vroeg om en moet er eerst wat tijd overheen gaan eer de werkzaamheden van een videokunstenaar als romantisch kunnen worden beschouwd. Over vijftig jaar bijvoorbeeld, als een ouder echtpaar iemand op straat met een videocamera in de weer zien. ‘Ach kijk nou,’ zullen ze dan nostalgisch verzuchten, ‘het is een videokunstenaar.’