Dré Wapenaar

Francien van Westrenen, Marie Snauwaert

Dré Wapenaar creëert met zijn beelden ontmoetingsplaatsen waarin hij vat probeert te krijgen op ‘de relatie tussen jou, mij en de ander, op groepsprocessen en op hoe wij ons daar als individu in handhaven’. Die beelden nemen vaak de vorm aan van een tent. Zijn idealisme is daarin nooit ver weg: of het nu gaat over een ideale manier van samen leven of samen koffie drinken. Maar naast idealistische motieven, is er een ander, onvermijdelijk motief: hij is immers een beeldhouwer, altijd op zoek naar aanleidingen om beelden te maken. Hij doet dat met canvas, staal en hout. Op 11 november 2005 kreeg hij de Hendrik Chabotprijs.

Met zijn tenten sluit Wapenaar tegen wil en dank aan bij modieuze trends in de kunst en architectuur, zoals het nomadische leven, mobiliteit en autarkie. Maar elke poging om hem in zo’n hokje te stoppen of om hem daar uitspraken over te ontlokken, mislukt. Hij leunt er losjes tegenaan – het komt de aandacht voor zijn tenten ook ten goede – maar het gaat hem niet om die trends op zich. Over mobiliteit bijvoorbeeld is hij nuchter. De sculpturen moeten door een deur heenkunnen, daarom zijn ze demontabel. Met het gegeven van mobiliteit heeft dat volgens Wapenaar niets te maken. Naast die trends zijn er nog de hokjes autonome kunst, design of architectuur. Ook hier loopt Wapenaar zelf gemakkelijk in en uit. Hij kent de verschillende werelden, combineert ze naar behoefte en weet zelf heel goed waar hij zijn werk wil presenteren en hoe het gezien moet worden. De Boomtent, ontworpen voor milieuactivisten die zich aan bomen vastketenen om het kappen ervan te voorkomen, hangt momenteel in het MoMA in New York op de tentoonstelling SAFE: Design Takes on Risk. Te midden van allerlei producten die gemaakt zijn om het lichaam en de geest van de mens te beschermen tegen de gevaarlijke buitenwereld. ‘Good design goes hand in hand with personal needs’. De Boomtent is echter meer dan een goed design, het is een beeld dat een uitspraak doet.

‘Vergeet de bekende kaders en maatstaven, zoek niet naar woorden en betekenissen’, luidt een tekst over het Viervleugelpaviljoen. Het paviljoen is een uitnodiging tot een andere manier van muziek beleven, waar pianist en luisteraar een bewuste keuze voor moeten maken. Als hommage aan de Nederlandse componist Simeon ten Holt ontwierp Wapenaar het Viervleugelpaviljoen. Het is tegelijk een commentaar op de conventionele uitvoeringen van Ten Holts werk, waarbij het publiek van een afstand mee mag luisteren en niet wezenlijk deel uitmaakt van de uitvoering. Zijn composities geven daar juist aanleiding toe. Ze zijn uit verschillende lagen opgebouwd, waarin tijd wordt uitgerekt en samengeperst, versneld en vertraagd. De ruimte waarin zijn stukken gespeeld worden, heeft onmiskenbaar invloed op hoe de muziek beleefd wordt. In het Viervleugelpaviljoen staan de piano’s in de vier hoeken, het publiek zit er tussenin. De gezichten van de pianisten worden geprojecteerd op ronde projectieschermen boven hun hoofd zodat zij met elkaar kunnen communiceren. De emotie van het stuk ontvouwt zich als het ware boven de hoofden van het publiek, dat zittend in het midden het punt vormt waar de verschillende lagen samenkomen. De tent heeft openingen aan vier kanten en is tijdens concerten in- en uitloopbaar. Niet om redenen van vrijblijvendheid, aldus Wapenaar, maar omdat sociale aspecten voor hem niets te maken hebben met de verplichtingen van een gepland samenzijn in een afgesloten ruimte.

Voor Wapenaar zijn de tenten samen op te vatten als een metafoor voor een maatschappij-in-het-klein. De maatschappij die hem daarbij voor ogen staat, gaat over gezamenlijkheid, over vrijheid, over betrokkenheid, over beslotenheid. Met zijn tenten doet hij een uitspraak over díe maatschappij, overigens zonder daar dwingend in te zijn. Hij laat zien wat kan, niet wat moet. (Al kan hij zich behoorlijk storen aan oneigenlijk gebruik van zijn tenten.) Het Tentendorp, dat als ArtCamp verhuurd wordt aan kampeerders, is de meest letterlijke vertaling van die maatschappij- in-het-klein. De gemeenschappelijke en private ruimtes die onder, boven en naast elkaar zijn geplaatst, zijn bedoeld voor het gelijktijdig verblijf van een aantal gezinnen. In de praktijk blijkt echter dat kampeerders helemaal geen behoefte hebben aan de gezamenlijkheid waarin het Tentendorp voorziet, waardoor het meestal maar door één gezin wordt gehuurd. Hier botst de ideale wereld van Wapenaar met de harde realiteit. Hij ziet de mogelijkheden die anderen niet zien, nog niet willen zien of die in de praktijk toch teveel praktische bezwaren opleveren. In die zin is zijn ideaal kwetsbaar, maar wel uitdagend.

Rotterdam zou de uitdaging van een ideale marktplaats kunnen aangaan met de Soek. Een ogenschijnlijke chaos waarin je als bezoeker kunt verdwalen en verblijven, waarin je je steeds deel weet van een geheel, maar waar voldoende ruimte is om je eigen gang te gaan, waar je een tijdje kunt aanhaken, maar altijd weer kunt opbreken. Net als zijn andere tenten vraagt de Soek om een bewuste keuze van de bezoeker. Ze moeten er dus ook gebruik van durven maken. Zij moeten zich verhouden tot de tent en diegenen die ze er ontmoeten. Daarin kan de Soek ook als metafoor gezien worden voor de maatschappij-in-het-klein. We moeten het tenslotte met elkaar doen in deze wereld, in dit land en in deze stad en het liefst op een beetje prettige manier. Daarvoor is het steeds weer noodzakelijk om een evenwicht te zoeken tussen gemeenschap en individu, tussen collectieve regels en individuele vrijheid. Dré Wapenaar geeft zijn sculpturen doelbewust een sociale functie en betekenis. In zijn eigen woorden: ‘Onder en boven, binnen en buiten, massief en leeg, materialiteit, constructiviteit, het eromheen en erdoor kunnen lopen, erin aanwezig zijn, de manier waarop het licht met de doorschijnendheid van het doek speelt en langs de oppervlakte van het materiaal glijdt, staan samen met ontwerp, functionaliteit en noodzakelijkheid ten doel aan het spel van ontmoetingen.’

Het Paviljoen van de Leegte is meer sculptuur dan tent, zowel qua vorm als functie. Er is niet echt sprake van binnen of buiten, eerder van erop of eraf. En in plaats van strak gespannen canvas, wapperen er lichtblauwe doeken. Het meest in het oogspringend zijn echter de houtverbindingen: geen moer, schroef of bout komt eraan te pas. Voor de vloer zijn de verschillende houtsoorten plank na plank met touw aaneengeregen tot vlonders. De sculptuur ademt hout, rust en leegte. Leegte is de enige functie van het paviljoen. De leegte is echter wel uitnodigend. We kunnen het paviljoen innemen, links laten liggen, eventueel voorzichtig veroveren, alleen of samen met anderen. De beeldhouwer biedt de mogelijkheid voor een ontmoeting, maar wij moeten deze creëren.

www.drewapenaar.nl