Dood, leven en blauwe overschoenen

Machteld Leij

Aan elk verhaal zitten vaak twee kanten, zo niet meer. De expositie van Remko van Drongelen en Petra Laaper hanteert een soortgelijke benadering. Laapers sculpturen en Van Drongelens schilderijen vormen samen één geheel, twee kanten van een verhaal. In Galerie Ron Mandos wordt het verhaal van het lichaam verteld: innerlijk en uiterlijk, binnen en buiten. In de galerieruimte zijn de werken van Laaper en Van Drongelen zo geplaatst, dat elk werk volledig vrij is van wederzijdse beïnvloeding.

Laaper roept met haar zachtroze vilt en keramiek een beeld op van het innerlijke. Een metershoge buis doet denken aan een warmroze darm. Voetvormpjes aan een evenzo grote vilten vorm herinneren aan de voetjes van een foetus. Twee stalagmieten naast elkaar in een bobbelige vorm zijn tegelijkertijd beeldhouwwerk en natuur-verschijnsel. Laaper heeft op een poëtische wijze het letterlijke innerlijk van een levend wezen, de mens, weergegeven. De werken, verstild en eenvoudig van vorm, hebben een kwetsbare intimiteit. De kwetsbaarheid is echter te verstild en te rustig, waardoor het werk een minimale zeggingskracht krijgt.

Waar Laaper de binnenkant van de mens vat in haar sculpturen, probeert Van Drongelen het huidoppervlak weer te geven. Op de boven-verdieping, waar zijn werk dat van Laaper in hoeveelheid overtreft, hangen zijn schilderijen. Bij het opklimmen van de trap valt een grote berg blauwe plastic overschoenen op. Een bordje meldt: „In verband met de kwetsbaarheid van de vloer verzoeken wij u overschoentjes aan te trekken. In verband met de kwetsbaarheid van het werk is ook een andere aanpassing gedaan: de gehele ruimte is wit, doordringend wit. De vloeren zijn afgedekt met een witte laag kunststof, die over de plinten gebogen is. Hierdoor ontstaat een cocon. De galerie van Ron Mandos is omgetoverd tot een witte kubus, niet vanwege het voorkomen van enige afleiding, maar vanwege het creëren van een beschermd gevoel. De ramen zijn mat, een gelijkmatig licht valt erdoor naar binnen, maar van de buitenwereld is niets te merken. Yoghurt is het middel dat dit licht bewerkstelligde: op de ramen gesmeerd maakt het zuivelproduct glas tot matglas.

Het vroegste werk uit 1999 is een portret. Onmiddellijk vallen de ogen op, die diep en donker zijn geschilderd in een licht gezicht. De armen lijken zich te hebben losgemaakt van de persoon, en geaderd zweven zij voor het torso. Het t-shirt is een vaag kleurvlak, maar de armen en de ogen geven zwaarte en indruk aan de afgebeelde persoon.

Dan vier doeken van naakte figuren in één ruimte. Een wit doek hangt als een lijkwade over een lijst en noodt tot een heimelijke blik eronder. De huid van de afgebeelde naakten is van een breekbaar, doorschijnend wit. Van Drongelen probeert de huid weer te geven als van een pasgestorvene op het moment voordat donkere lijkvlekken zich aftekenen op de huid. Maar deze mensen zijn ontegenzeggelijk levend, de donkere, aandachttrekkende ogen werpen indringende blikken. Dood speelt ook op een andere manier een rol: de kunstenaar probeerde in de ogen van zijn portretten de blik weer te geven van iemand die net hoorde dat een geliefde is overleden, het moment waarop het besef van het verlies nog moet doordringen. Aspecten van dood en leven zijn hier samengebracht: een combinatie die de figuren van een ongrijpbare schoonheid voorziet.

Eén jongeling toont zijn handpalmen. Het lijkt een religieus gebaar, een gebaar van overgave. Een ander schilderij van een jongen, ook geheel naakt, met de handen voor het kruis. Allen zijn naakt, maar geen naakt dat verleiding, sensualiteit oproept. Elk van zijn geportretteerden is androgyn een duidelijk seksekenmerk ontbreekt ook bij de het enige vrouwelijke portret. Het schilderen van borsten zou te erotiserend werken, een effect dat de kunstenaar niet beoogt. Nu is een breekbare, universele schoonheid ontstaan. Om de persoonlijke trekken zo veel mogelijk uit te bannen is het model van het vrouwelijke portret wit gegrimeerd. Een gezicht dat doet denken aan een androïde met diepliggende ogen uit een science fictionserie het lijkt een mens, maar mist de eigenaardigheden die elk persoon tot een individu maken. Ook in de andere werken laat de kunstenaar details weg, details die door hun afwezigheid een universeel aspect benadrukken. Zo is geen lichaamshaar aan te treffen. Het gaat de kunstenaar met name om het weergeven van de broze, soms lichtroze aangezette huid.

Deze tentoonstelling vormt het debuut van de in 1996 afgestudeerde Remko van Drongelen. De werken van Petra Laaper en Remko van Drongele bijten elkaar niet. Beide kunstenaars hebben in oppervlak evenveel aandacht gekregen voor hun werk. De zeggingskracht van de schilderijen van Van Drongelen is echter zo sterk, dat een solodebuut ook op zijn plaats zou zijn geweest.

REMKO VAN DRONGELEN EN PETRA LAAPER, t/m 2 dec Galerie

Ron Mandos, Rodenrijselaan 24, Rotterdam