Bij zijn aantreden als nieuwe voorzitter van de Raad voor Cultuur in november 2011 gaf voormalig omroepbaas Joop Daalmeijer aan een echte cultuurliefhebber te zijn. Wel liet hij daarbij aantekenen dat hij zo zijn voorkeuren had. Dansvoorstellingen, theater en ‘levende muziek’, daar beleefde hij veel plezier aan. Musea voor beeldende kunst hadden hem echter nooit zo kunnen bekoren, die bezocht hij hoogstens in het buitenland. Hij gaf aan dat hij er de concentratie niet voor op kon brengen en dat hij na tien minuten ietwat ongedurig door de zalen te hebben gewandeld zich doorgaans richting museumwinkel of museumcafé begaf.
Bij het horen van de naam ‘de Appel’ dacht Daalmeijer louter aan het Haagse toneelgezelschap en niet aan de Amsterdamse presentatie-instelling. Sterker, de term presentatie-instelling was hem volkomen onbekend. En vanaf het moment dat een NRC-journalist hem op het bestaan van dergelijke wonderlijke clubs had geattendeerd, repte hij steevast van ‘musea zonder collectie’. Een lekkere binnenkomer in de wereld van de hedendaagse kunst. Na Halbe Zijlstra zou opnieuw een sleutelfiguur binnen de cultuurpolitiek het ontberen van kennis van zaken niet als een tekortkoming maar juist als een pré zien voor zijn functioneren.
Het is het afgelopen jaar duidelijk geworden dat de aanstaande bezuinigingen op cultuur de gemiddelde Nederlander weinig kunnen schelen. Hoewel ze nooit een voet over de deur van een tentoonstellingsplek of een atelier hebben gezet nemen niet alleen Henk en Ingrid, maar ook Jan-Jaap en Nicolien gretig termen als ‘subsidievreters’, ‘kliederaars’ en ‘linkse hobby’ in de mond. Daarbij was tot voor kort de lobbypositie van al wat onder het kopje presentatie-instellingen te scharen valt (kunstenaarsinitiatieven, tentoonstellingsruimtes en kunstmedia) zo’n beetje nul komma nul. Omdat men de bui al zag hangen, begonnen echter een aantal instellingen in 2010 met het treffen van voorbereidingen voor het oprichten van een centraal aanspreekpunt voor de landelijke politiek. De oprichtingsvergadering van De Zaak Nu – zoals de nieuwe belangenbehartiger van dit pluriforme veld ging heten – vond plaats vlak voordat staatsecretaris Zijlstra begin juni 2011 zijn bezuinigingsuitgangspunten bekend maakte.
Het begint er dus op te lijken dat de Nederlandse kunstwereld de gelederen aan het sluiten is om gezamenlijk ten strijde te trekken voor lijfsbehoud. Echter kan ik mij nog steeds niet aan de indruk onttrekken dat ‘de kunstwereld’ bestaat uit meerdere kunstwereldjes die het vertikken om van tijd tot tijd eens bij elkaar over de vloer te komen. Er lijkt een zeer hardnekkige afbakening van territoria te zijn, gebaseerd op tegengestelde polen als ‘objectmatig’ vs. ‘procesmatig’, ‘commercieel’ vs. ‘onafhankelijk’ en ‘gezellig’ vs. ‘discursief’. Vorig jaar november bijvoorbeeld plaatste website Trendbeheer een link naar een persbericht van het Mondriaanfonds over het toekennen van programmasubsidies voor 2012. Gedurende de dagen erna leek een aantal figuren de thread aan te grijpen om eens lekker te zeiken op Metropolis M en – laat ik even kort door de bocht gaan – ‘gelijkgestemde’ instellingen als Witte de With en BAK.
Was het een vergeldingsactie voor een ietwat zure passage over Trendbeheer van Domeniek Ruyters, hoofdredacteur van Metropolis M, een jaar eerder in een artikel in De Volkskrant over de blogcultuur in de kunstwereld? Of was het een Pavlov-reactie die bij beide kampen, die de ander bij voorkeur typeren als respectievelijk ‘plat’ en ‘onbegrijpelijk’, maar niet uit te bannen is? Waar dergelijke reflexen ook door veroorzaakt mogen worden, ze zijn onmiskenbaar voorbehouden aan een select clubje ingewijden. Want zowel het grote publiek als de gemiddelde locale politicus heeft geen zicht op de piketpaaltjes, waarmee de diverse instellingen hun eigen gezindtes afbakenen. Alles wat niet op Herman Brood, Ans Markus of Kees Verkade lijkt, wordt door de meerderheid van de Nederlandse bevolking onder het kopje ‘ingewikkeld, ontoegankelijk en dus oninteressant’ geplaatst. Een willekeurig CBK is al een brug te ver.
Nu de komende maanden Zijlstra’s bezuinigingen concrete vormen aan gaan nemen – niet in de laatste plaats omdat ze door gaan sijpelen naar lagere overheden, die locale relevantie van presentatie-instellingen voor hun stad tegen het licht gaan houden – is het juist van belang om allianties te sluiten met partijen die andere artistieke posities innemen. Nadat ik vorig jaar op het nippertje een complete gemeentelijke subsidiestop voor Nieuwe Vide in Haarlem heb weten af te wenden, ben ik met een negental andere Haarlemse tentoonstellingsruimtes om de tafel gaan zitten. Van een piepjong kunstenaarsinitiatief als Horizonverticaal tot een prachtmuseum als De Hallen, van een ‘klassieke’ kunstenaarsvereniging als De Vishal tot een gespecialiseerde fotogalerie als ICM; iedereen heeft in het verleden wel eens de tong naar de ander uitgestoken, maar nu ziet iedereen de kansen die samenwerking vanuit eigen identiteit kan bieden.
De hieruit voortgekomen Haarlemse Lente, die op 16 maart zijn eerste editie zal beleven, brengt verschillende partijen uit de ‘kunstketen’ bijeen. Met het organiseren van verschillende openingen op hetzelfde moment hopen we niet alleen meer bezoekers te trekken, maar tevens bij locale politici de aandrang de kop in te drukken om verschillende soorten instellingen met elkaar te laten fuseren. Eén van de unique selling points van de presentatie-instelling is namelijk de onmisbare rol die zij binnen de ontwikkeling van een kunstenaar speelt, vergelijkbaar met wat een productiehuis is voor het theater.
Iemand als Navid Nuur zou niet na zijn tweede fase opleiding aan het Piet Zwart instituut meteen zijn opgepikt door galeriehouder Martin van Zomeren, zo rap bij De Hallen te zien zijn geweest, op de cover van de catalogus van de meest recente editie van de Biënnale van Venetië terecht zijn gekomen of een uitnodiging voor een solo in het Centre Pompidou in 2013, hebben ontvangen, als hij niet kilometers had kunnen maken bij ondermeer Moira, Stroom, 1646, Mariakapel, Billytown en de Cacaofabriek. Wanneer nu de afzonderlijke schakels in de keten de handen ineenslaan, kan deze ketenwerking een stuk makkelijker inzichtelijk worden gemaakt.
En zo kom ik aan het eind van dit stuk weer uit bij Joop Daalmeijer, die nog nooit van een presentatie-instelling als de Appel had gehoord. Sommigen zullen de handen voor de ogen hebben geslagen en in geweeklaag zijn uitgebarsten, maar gelukkig pakte Ann Demeester, directeur van de Appel, de telefoon om Daalmeijer uit te nodigen voor een kop koffie en om haar toenmalige tentoonstelling te bezoeken. Uit dit kennismakingsgesprek vloeide een door De Zaak Nu georganiseerde tournee voort, waarbij Daalmeijer gedurende twee dagen vijf steden aandeed om kennis te maken met zo’n veertig vertegenwoordigers van zeer uiteenlopende clubs. Sommige één op één, andere als collectieve ontbijtsessies, lunchbijeenkomsten of borrels.
Daalmeijer heeft een blog geschreven over de ontmoeting met de presentatie-instellingen, waaruit blijkt dat hij de kennismaking zeer op prijs heeft gesteld en dat hij nu weet wat voor vlees hij in de kuip heeft. De ietwat sarcastische toon ten opzichte van de onwetende Daalmeijer die ik in mijn eerste alinea bezigde, had ik misschien dan ook kunnen laten varen. Wat ik nu wel van harte hoop is dat de instellingen die bij zijn spoedcursus naast elkaar aan tafel hebben gezeten, elkaar voor de gelegenheid eens diep in de ogen hebben gekeken en elkaar als strijders voor dezelfde zaak hebben geïdentificeerd.
Het blog dat Daalmeijer schreef naar aanleiding van zijn ‘kennismakingstournee’ is te vinden op: