De stookketel van Spangen

Rosanne Koster
De tentoonstellingsruimte van A Tale of A Tub. Foto: Rosanne Koster

Zo gauw je de bus uitstapt in het Rotterdamse Spangen word je toegesist . “Meisje meisje! Waar ga je heen?” Goeie vraag. Dat uitgerekend hier een nieuwe ruimte voor hedendaagse kunst wordt geopend, is namelijk moeilijk voor te stellen.

Hoewel de buurt de afgelopen jaren korte metten maakt met haar problematische reputatie, staat Spangen ook niet bekend om zijn culturele aanbod. Reden temeer misschien om hier een projectruimte te starten waarin het onderzoek naar kunst en diens omgeving centraal staat.

A Tale of a Tub is het resultaat van een samenwerking van vier jonge curatoren: Nathanja van Dijk, Carolyn H. Drake, Fleur van Muiswinkel en Suzanne Wallinga. De projectruimte en denktank is gehuisvest in een voormalig badhuis in het Justus van Effencomplex. Het vormt het hart van een woonblok waar bewoners vroeger kwamen voor een bad en het doen van de was, en dat bovendien met een stookketel alle huizen van warmte voorzag.

A Tale of a Tub moet nieuwe ontwikkelingen binnen de hedendaagse kunst gaan stimuleren. De initiatiefneemsters signaleerden naar eigen zeggen ‘de behoefte aan ruimte voor het aangaan van risico’s en het inslaan van nieuwe wegen’. Onderzoek, dialoog en reflectie zullen centraal gaan staan. Door een laagdrempelig publieksprogramma met performances, artist talks en lezingen  probeert A Tale of a Tub het artistieke proces toegankelijk te maken voor haar publiek.

Een ambitieus project. Geheel in de stijl van zijn naamgever Jonathan Swift, die zijn beroemde satire op geloof A Tale of a Tub (1704) de ondertitel gaf: ‘written for the universal improvement of mankind’. Justus van Effen, aan wie het wooncomplex zijn naam ontleent, vertaalde het naar het Nederlands.  De naam van de projectruimte refereert dus zowel aan beide auteurs als aan de voormalige functie van het gebouw.

Dat A Tale of a Tub op zichzelf een risico is, realiseren de curatoren zich terdege. Gelukkig kan de non-profitorganisatie enigszins leunen op bovenbuurman Wilfried Lentz, die met zijn reeds gevestigde galerie de bovenste drie verdiepingen van het pand in beslag gaat nemen. Ook Lentz beseft dat Spangen niet bepaald op de route ligt. De galeriehouder verwacht hiervan echter geen problemen te ondervinden, maar gaat ervan uit dat zijn clientèle de nieuwe locatie wel weet te vinden.

In de openingstentoonstelling Z (as in Zigzag) wordt door twee kunstenaars deze relatie tussen ruimte en publiek aan de kaak gesteld. Kelly Schacht en Maurice Blaussyld onderzoeken hoe de kunstruimte fungeert in haar context. Het Justus van Effencomplex is immers oud, nieuw, privé en openbaar tegelijk. Hoe beïnvloeden ruimte en omgeving elkaar?

Schacht maakt in die omgeving kleine, onopvallende aanpassingen die ze choreografieën noemt. Zo vroeg zij bijvoorbeeld aan de inwoners van het complex om gedurende de tentoonstelling een stoel naast hun voordeur neer te zetten. Wanneer zij thuis zijn, moet de stoel gekanteld tegen de muur worden geplaatst, om zo een steeds veranderende opstelling te creëren. De kunstenares vergelijkt de tentoonstellingsruimte met een eiland: je moet moeite doen om er te komen. De kunstruimte, stelt zij, bevindt zich noch binnen de gemeenschap noch daarbuiten. Dat de grenzen van het eiland ter discussie liggen, moet worden bewezen door de samenwerking met buurtbewoners. Maar is Schachts interventie niet té subtiel? Een opgeklapte tuinstoel naast een voordeur duidt tenslotte niet op deelname. Dat bewoners van het complex graag voor hun huis in het zonnetje zitten, wijst niet op een betekenisvolle relatie tussen A Tale of a Tub en de buren.

Ook aan het werk van Blaussyld loop je gauw ongemerkt voorbij. Zo exposeert hij vijf achteloos opgestelde lege houten kisten (Sans Titre, 1984). Ze zijn intentioneel onaantrekkelijk, zodat ze slechts naar zichzelf, hun materie, verwijzen. In de vier pilaren van het gebouw integreerde Blaussyld een geluidswerk met fragmenten uit zijn leven. De architectuur ‘spreekt’ hiermee voor zichzelf, en verbindt het verleden van het gebouw met dat van de kunstenaar.

Z (As in Zigzag) ontleent haar naam aan dergelijke connecties. Volgens filosoof Gilles Deleuze geeft de Z een verbinding aan tussen elementen die niet altijd zichtbaar of begrijpelijk zijn. Toch kunnen we juist door verbinding inzicht verkrijgen in de afzonderlijke delen.

Is het deze verbinding wa ar A Tale of a Tub naar op zoek is? Net als zijn naamgever gaat het misschien wel het meest over geloof: geloof in de verbindende kracht van kunst. Dat daarvoor risico’s genomen moeten worden, is duidelijk. Om een daadwerkelijke verbinding met de omgeving, heden en verleden te bewerkstelligen zal A Tale of a Tub toegankelijk en opvallend moeten zijn. Laten we hopen dat de nieuwe stookketel van Spangen het publiek weet op te warmen; zowel binnen de wijk als daarbuiten.

Het voormalig badhuis vormt het hart van het Justus van Effencomplex. De stoelen naast de deur van de buren: kunst of toeval? Foto: Rosanne Koster