De laatste zinnen in kunstrecensies van 1999

John Körmeling, Kees Keijer

Deze blik, gecombineerd met de troosteloze saaiheid van het uitzicht werpt je – vooral als vrouw? – terug in de vertwijfeling van het puberbestaan.

De pin-up stuurt aan op gelijkwaardigheid, terwijl een ontmoeting met een kunstenaarsmodel of een pornografisch model al te makkelijk in het voordeel van de toeschouwer uitvalt.

De argeloosheid zelf is utopie geworden.

Misschien reflecteren deze foto’s een menselijk bewustzijn, omdat we als we ernaar kijken ons pijnlijk realiseren dat er niet meer foto’s zijn, en dat er ook nooit meer zullen komen.

Balancerend tussen huiskamer en museumzaal, tussen vertrouwd en vreemd, kunst en nietkunst, is deze tentoonstelling precies in evenwicht.

Iedereen laat hem maar kletsen, maar niemand luistert meer.

Hoe socialer die context, des te scherper en juister haar beelden.

Dit reservaat van helderheid en orde biedt het kader waarbinnen de kunstwerken ontregeld
kunnen overkomen.

Een leuk gebaar maar eigelijk overbodig, want de foto’s van Essamba spreken voor zichzelf.

Kunst en kermis.

Het maakt bovendien nogal nieuwsgierig naar wat hierop nog volgen kan.

Zal het ooit onbegrijpelijk worden dat Baselitz, Förg en Lüpertz als vanzelfsprekend in het Stedelijk Museum exposeren, terwijl een belangrijk schilder als Emily voorlopig blijft aangewezen op deze sympathieke pantoffelparade?

Wel omdat Geelen met ferme halen in de klei toont dat het de kunstenaar is die als een slager met zijn mes het bederf heeft vormgegeven.

Als kunstenaars zich willen inzetten voor de mondiale bewustwording zullen ze oppositie moeten voeren tegen zichzelf, een bom leggen onder hun eigen authenticiteit en dienstbaarheid, en zich laten afschieten als levende kanonskogels op weg naar meer ademruimte.

Belofte en misverstand gaan hand in hand.

Ondertussen toont de vreemdsoortige muts het hoofd van de kunstenaar als een besloten wereld, waar normale ervaringen door elkaar worden gehusseld, en waar het broeit van gedachten.

Dat is de juiste balans.

Even voelt hij zich één met de Dom – en hij verliest ieder verlangen om nog naar beneden te gaan.

In het licht van Dumas’ volledige oeuvre zijn deze doeken niet meer dan een inzinking, door de aandacht die ze echter krijgen op MD, en het feit dat het haar recentste werken zijn, ziet het er naar uit dat Dumas zoekende is, verdwaald in haar eigen schemerwereld.

Haast te mooi om waar te zijn.

Gursky’s foto’s verduidelijken niet alleen dat een controle over de fysieke ruimte steeds moeilijker wordt, maar dat in een wereld van elektronische netwerken en internationaal fluctuerende mensen, goederen en informatie de relatie tussen het individu en zijn omgeving en deze tussen beeld en werkelijkheid herdacht moeten worden.

So far away so close zou je zo kunnen interpreteren: dichtbij en veraf, aan elkaar verwant en van elkaar vervreemd.

Anne Decocks verschijning op de kunstscène was één doorlopende acteerprestatie, al goochelend het (volautomatische) materiaal producerend – enerzijds zo voorbeeldig, anderzijds ook afwijzend – waarmee ze zichzelf als kunstenaar in de weg zat.

Het weerhoudt haar werk ervan ridicuul te worden, en het betekent dat het ondanks de problemen die het de hedendaagse toeschouwer geeft, dwingend van karakter blijft.

De zwijgende, in zichzelf gekeerde kijker eist zijn rechten weer op.

Situaties die zo nijpend zijn als die in de Derde Wereld vragen om een kritisch discours en een zo actief en dynamisch mogelijke interventie van de intellectuelen ter versterking van de beschaafde samenleving en haar kritische ondervraging.

Wie zich voelt aangesproken, mag het zeggen.

En dat is precies wat goede kunst moet doen – waar-ie ook vandaan komt.

Wat kan je met verf op doek als de wereld in brand staat?

Dat zijn schilderijen gaan over de continuïteit van de geschiedenis, de esthetiek van het kwaad, de grimmigheid van het schone, over leven en dood en het lijden van de mens – in vergelijking met wat je ziet, neem je het allemaal voor kennisgeving aan.

Om dat dertig naar na dato, in de beslotenheid van enkele museumzalen, nog eens dunnetjes over te doen is op zijn zachtst gezegd overbodig.

Als je Bureau Amsterdam verlaat, heb je het gevoel dat je ruw bent ontwaakt en dat dat je eigen schuld is.

Discussie is heel belangrijk, maar voor de meeste sociaal geëngageerde kunstenaars is ondertussen vooral van belang dat er gewoon iets gebeurt.

Hartstikke kunst.

Zijn beeldengroep is een hedendaagse vanitas die laat zien hoe verraderlijk en onzichtbaar de grens tussen de twee werelden kan zijn.

Het biedt een open forum waar het communicatiesysteem van kunst, met haar ontoegankelijke en overbemiddelde distributie-apparaat nog ver vanaf staat.

Als je pr maar goed zit.

De modische stijlmiddelen zijn toegetreden tot het domein der autonome kunstfotografie en doen het beter dan ooit in de glossy’s.

Moeilijk is dat niet, om met wijdopen ogen in die val te stappen, want de kunstenares is, zoals Dominic van den Boogerd schrijft in haar nieuwste monografie, een professional pretender – een vakkundige komediant, die Cupido de loef afsteekt.

Na enige tijd verschuift ze van sensualiteit naar agressie, van erotisme naar pornografie, of hoe het uitknijpen van jeugdpuistjes verwordt tot een sterk emotionele ervaring.

De vervreemding is voelbaar, maar ze blijft hoe dan ook van bordkarton.

Het transcendentaal onderzoek naar de eigen condities drijft het medium naar de affirmatie van een niet minder transcendentale blindheid.

De mens is weliswaar een zak met gaten, maar voedsel en lust zijn niet de enige verlangens die gestild moeten worden.

Uiterlijk is hij wel trouw gebleven aan de uitgangspunten van toen, maar het echte, gepassioneerde, avontuurlijke engagement is al lang verdwenen.

Er is niets achter.

De beschouwer krijgt zelf instrumenten in handen om een verhaal te schrijven.