Allegory of Transcience, een allegorie van vergankelijkheid, is de eerste museale solotentoonstelling van Evelyn Taocheng Wang in Nederland. Ze is geschoold in de traditionele Chinese schilderkunst, maar sloeg tijdens haar studie in Frankfurt en Amsterdam een conceptuele richting in. Deze mix van culturen en stijlen is sterk aanwezig in haar werk.
In de eerste zaal, waarin een ruimtevullende installatie omgeven door schilderijen wordt getoond, is deze mengvorm van invloeden vrij letterlijk vertaald. Oudhollandse taferelen zijn op traditionele Chinese wijze geschilderd. Op de grond liggen stapels van papieren kussentjes, met daarop schilderingen van tulpen. Op het eerste gezicht is het een fantasieloos cliché: tulpen als symbool van Nederland, maar dan op Chinese wijze. Het is echter niet zo vanzelfsprekend als het lijkt.
Wangs interpretatie van de Nederlandse kunstgeschiedenis heeft namelijk oog voor andere narratieven, voor verhalen van mensen en vanuit perspectieven die we juist niet kennen. Zo zien we twee oudere vrouwen, met wind in hun rokken, genietend van het landschap – en stiekem ook van elkaar. Het is alsof je een inkijkje krijgt in de geheime gedachten van vergeten figuren uit de alledaagse taferelen van Hollandse meesters. Het is een gesitueerde interpretatie – dat wil zeggen, een interpretatie met inachtneming van haar context, zonder te pretenderen een universele blik te vertegenwoordigen – van de Nederlandse kunstgeschiedenis. Hierdoor voegt Wang op subtiele wijze een ander perspectief toe aan de Hollandse meesters.
De video-installaties in de naastgelegen ruimte hebben een andere vorm dan het eerste deel van de tentoonstelling en roepen opnieuw vragen op. In het nieuwe werk The Interview zien we twee versies van een interview dat Wang aflegde naar aanleiding van de Volkskrant Beeldende Kunst Prijs, die ze in 2016 won. In deze video bekijkt ze samen met een man in blauw pak Oudhollandse meesterwerken in een museumdepot. Ze bespreken de verschillen tussen Nederlandse kunst, waar het lichaam een belangrijke plaats inneemt, en Chinese kunst, waar lichamen juist als de laagste vorm van kunst worden gezien. In het oorspronkelijke interview is het vooral de mannelijke interviewer die uitleg geeft, wat leidt tot een scheve verhouding tussen presentator en kunstenaar. Maar dan verschijnt er een andere man in beeld, zonnebankbruin met harde spieren, en hij draagt enkel een zwarte string. Het interview raakt erdoor uit balans en de presentator wordt zenuwachtig, maar Wang vertelt onverstoorbaar verder. Ze wil het lichaam met zich meebrengen zegt ze, want dat is waar haar werk over gaat. Deze man in zijn broekje is veel meer dan een ludieke truc. Door het contrast met Wang en de interviewer verwordt hij tot beeld, tot lichaam waarnaar gekeken wordt. In relatie met de beelden van de oude meesters roept het vragen op over schoonheid en masculiniteit. Hoe verhouden we ons tot ideaalbeelden en gendernormen, en in hoeverre zijn die beelden zelf aan verandering onderhevig?
Deze vragen komen nog sterker naar voren in Dusk. Dit filmische videowerk, met dramatische muziek van Beethoven, vormt een vervreemdend, soms zelfs onheilspellend beeld. We zien Wang zelf, op een bootje in de grachten, met naast haar opnieuw het mannelijke model uit The Interview en een vrouwelijk model met lange zwarte haren. De modellen zoeken trots naar aandacht, ze willen bekeken worden. Wang daarentegen lijkt eerder ongemakkelijk, alsof ze onopgemerkt wil blijven. Even later staan de modellen als Griekse standbeelden in een tuin, als representaties van hedendaagse visies op schoonheid, mannelijkheid en vrouwelijkheid. Ze zijn wit, gespierd, slank, onthaard. Ook hier presenteert Wang het lichaam als object. Maar ze laat ook zien dat dat niet voor elk lichaam op dezelfde manier werkt. Kunnen we een mens wel objectiveren, hem of haar alleen als lichaam zien?
Het is geen nieuwe kwestie die Wang hier aan de kaak stelt, maar door dicht bij haar eigen positie te blijven slaagt ze erin vernieuwend te zijn. Ze ambieert geen alomvattende antwoorden te geven, maar neemt je mee in haar perspectief. En juist zo’n gesitueerde aanpak leidt tot inzichten. Tussen die cisgender man en vrouw, die beide aan elke gendernorm conformeren, zit ze zelf. Ze probeert zich tot hen te verhouden, als vrouw met een Chinese afkomst, als kunstenaar, als transgender vrouw. Tegelijkertijd belicht ze ook de vergankelijkheid van schoonheid; met maiskolven als metafoor voor collectiviteit en vergankelijkheid laat ze zien hoe steeds wordt verteld dat dat wat niet meer in bloei staat, zijn schoonheid heeft verloren. Soms kun je naar kunst kijken zonder de context te kennen, maar in deze tentoonstelling is een begrip van Wangs positie en achtergrond een belangrijke toevoeging aan de ervaring. De werken zijn soms abstract; Wang stipt bepaalde thema’s aan maar legt niets uit. Haar werk gaat over het plaatsen van kanttekeningen en het aanbrengen van nuance. Tegelijkertijd is het in een specifieke context gesitueerd en subjectief: Wang blijft dicht bij haarzelf, en daar ligt in mijn ogen de kracht van de tentoonstelling.
Rosa Wevers is student van de research master Gender and Ethnicity aan de Universiteit Utrecht.