Dat de relatie tussen beeldende kunst en popmuziek nauw is, is bekend. Madonna poseerde toen ze nog niet zo beroemd was voor kunstacademiestudenten om wat geld bij te verdienen. Kunstenaar Dan Graham maakte tussen 1982 en 1984 de befaamde film Rock My Religion, waarin hij verbanden zoekt tussen rockmuziek en religie. En een hele hoop bandjes worden gestart op de kunstacademie, of door voormalige academie-studenten. Denk aan het Schotse Franz Ferdinand (wiens videoclip Take me Out bijvoorbeeld verwijst naar het Constructivisme), en aan The Wombats uit Liverpool. Tot zover niets nieuws onder de zon.
Minder bekend is dat muziek ook inhoudelijk en formeel schatplichtig is aan de kunsten. Muziek lijkt een op zichzelf staande cultuuruiting. Maar, zo betoogt de Australische auteur Craig Schuftan in zijn boek The Culture Club, in 2007 verschenen en nu (op initiatief van de Academie voor Popcultuur uit Leeuwarden) vertaald in het Nederlands, dat is niet helemaal waar. Muzikanten halen hun ideeën juist vaak uit de wereld van de beeldende kunst.
Schuftan, die in Australië bekend werd als presentator van het radioprogramma The Culture Club op radiozender Triple J, een langlopende serie over muziek, beeldende kunst, literatuur en filosofie, legt op speelse wijze de link tussen muziek, kunst, filosofie en literatuur. Alles hangt eigenlijk met alles samen, zo zou je de kern van zijn boek het beste kunnen samenvatten. Als ingevoerde, breed geïnteresseerde lezers wisten we dat natuurlijk al lang, maar toch legt Schuftan in zijn boek verbanden die andere mensen niet leggen.
Sommigen zullen wel weten dat kunstenaar Salvador Dalí de Zwitserse schilder Henry Rudi Giger in contact bracht met Hollywood, waar Giger even later de monsters ontwierp voor de Alien-films. Of dat de avant-gardistische rockers The Mars Volta zich voor de hoes van hun (fijne) album Francis The Mute lieten inspireren door René Margritte (kleine aantekening: eigenlijk liet niet The Mars Volta zich inspireren door Margritte, maar de vormgever van de albumhoes; Storm Thorgerson van ontwerpbureau Hipgnosis).
Maar wie wist dat muzikant Beck via zijn opa Al Hansen (die weer een helpende hand bood bij een aantal van de beroemdste eerste Happenings, waaronder Ray Gun van Claes Oldenburg. Hansen was ook naamgever van The Velvet Underground) indirect geïnspireerd werd door Dada, waarvan Beck de ‘ik-kan-alles-gebruiken-voor-mijn-muziek-en-teksten’-mentaliteit overnam? Net als de Dada-kunstenaars ziet Beck de schoonheid vooral in het alledaagse. Hij knipt dingen letterlijk en figuurlijk doormidden, en plakt het in een andere volgorde weer aan elkaar. Dat deed Bob Dylan, ook geïnspireerd door het knip-en-plak spelletje van Dada, eerder al.
Auteur Craig Schuftan koppelt in een razende vaart Beck aan Bob Dylan, Dylan aan Allen Ginsberg, Ginsberg aan William Burroughs en ga zo maar door. Soms maakt Schuftan het wel erg bont met al die verwijzingen en linkjes. Schuftan schrijft eigenlijk zoals muziekrecensenten schrijven: zeer gepassioneerd en associatief. Toch is die vrije associatie ook wat dit boek zo leuk maakt. Soms geloof je helemaal niks van de relaties die hij ziet, maar uiteindelijk gaat het daar niet om.
De waarde van The culture club zit hem er vooral in dat Schuftan je net even anders naar de wereld van muziek en beeldende kunst laat kijken. Hij schrijft bovendien met zoveel vaart, plezier en souplesse dat je het boek in één ruk uit leest. Eigenlijk heb je aan die 251 bladzijden amper genoeg. Gelukkig heeft Schuftan nog een boek geschreven en is hij op dit moment bezig (of net klaar) met zijn derde boek, A cultural history of Rock ‘n’ Roll in the 1990s called Entertain Us!. Hopelijk worden ook deze snel vertaald naar het Nederlands.
DE CULTURE CLUB. DE RELATIES TUSSEN MODERNE KUNST, FILOSOFIE EN POPCULTUUR
Craig Schuftan (2011)
Passage Uitgeverij
ISBN/ISBN13: 9789054522461