‘Autokerkhof’ is een prachtig woord. Het is misschien wat gekscherend bedoeld, maar er zit iets liefkozends in. De mens neemt afscheid van zijn trouwe auto, die rustig mag gaan roesten achter een schutting langs de spoorbaan. Ook tijdens zijn leven wordt de auto omringd door mensenliefde: we poetsen het blik tot het glimt, we geven een opbeurend klopje op het dak, de kinderen op de achterbank klemmen speelgoedautootjes in hun handjes. Dat die liefde naadloos overgaat in erotiek en fetisjisme is evident. In een gemiddeld mannenbrein bestaat er, zo moet ik wel concluderen als ik beelden van autoshows zie, een volkomen logisch verband tussen een snelle auto en een vrouw met bijna geen kleren aan. ‘Pitspoes’, nog zo’n mooi woord.
Olaf Mooij heeft in de galerieruimte in het Eindhovense complex van Piet Hein Eek ook een soort autokerkhof ingericht. Op de vloer liggen objecten waarin delen van auto’s zijn te herkennen, verzaagd, gestript, opgekruld, en bedekt in wit, zwart of groen polyester. Er zijn rijen met glazen potten met auto-achtige organismen op sterk water, en vitrinekasten die doen denken aan een natuurhistorisch museum. Doodstil is het er – al waaien af en toe geluiden binnen vanuit de timmerwerkplaats beneden: cirkelzagen, schuurmachines, mannengefluit…
Mooij maakt auto’s tot organismen met een levenscyclus: hier kruipt een Kever uit een ei, daar verandert een kikkervisje in een speelgoedauto, auto’s worden opgeprikt met knopspelden, als dode insecten. Rigid Parts uit 2010, een van de grote werken op de vloer, lijkt op de botten die paleontologen opgraven en bij elkaar puzzelen, in een poging het lang uitgestorven dier te reconstrueren. Er zijn de vormen van een VW Kever in te herkennen.
Mooij is niet de enige kunstenaar die met auto’s werkt. Erwin Wurm vervormt bestaande auto’s, Joost Conijn bouwde een auto van hout, Joep van Lieshout maakte verschillende voertuigen. Maar bij Mooij is lles auto, en hij vindt steeds nieuwe facetten om uit te diepen. Mooij trekt iets wat we onbewust doen, namelijk het toedichten van menselijke en dierlijke eigenschappen aan een machine, door tot zijn uiterste consequentie, waardoor het absurd wordt. Als auto’s dieren zijn, dan komen ze misschien wel uit een ei, dan fossiliseren ze na hun dood, én zullen ze ooit weer uitsterven. Mooij noemt zijn serie auto-organismen Relics of a Bygone Era (2010- 2015). We kijken naar de karkassen alsof we horen bij een beschaving in een verre toekomst waarin auto’s allang weer verdwenen zijn, en we bij opgravingen af en toe op vreemde gefossiliseerde resten stuiten.
Dat Mooij eerst en vooral beeldhouwer is, blijkt uit de serie Carosserieën, ontstaan vanaf 2013. Uit verschillende houtsoorten, zoals abachi, mahonie, angreen en ebbenhout, snijdt hij verfijnde wandsculpturen die in de verte doen denken aan Afrikaanse maskers. Als er niet vlak achter je een Volkswagen Kever op z’n kant lag, zou je bij het zien van het houtsnijwerk waarschijnlijk niet aan een auto denken – maar nu is het wel duidelijk waar de vormentaal op gebaseerd is.
Behalve de autowerken zijn er ook een aantal geluidskunstwerken te zien en te horen. De oorsprong van die lijn binnen Mooijs oeuvre is, wederom, een auto. In 1999 bouwde hij de DJ Mobiel: een omgebouwde Ford Serra, waarbij hij de voorkant onveranderd liet maar de achterkant ombouwde tot een soort wilde opeenstapeling van raketmotoren. Die ronde toeters vormden de speakers, en de deejay kan, gelijk de paus in zijn pausmobiel, rechtopstaand vervoerd worden en intussen zijn set draaien.
Die mobiliteit van de geluidskunstwerken is de verbindende factor met de autosculpturen. Of het nu een groot wiel, een omgebouwde scootmobiel is of een rugzak: de geluidsboxen van Mooij zijn bedoeld om te bewegen. Het zijn dingen die werken, ze zijn al vaker gebruikt op popfestivals en balanceren op de grens tussen toegepaste kunst en beeldhouwkunst. Hier worden ze nadrukkelijk als objecten getoond. Om dat te bekrachtigen heeft het Van Abbemuseum op verzoek van Piet Hein Eek en Olaf Mooij een prachtig werk van Jean Tinguely uitgeleend: Char M.K, uit 1967. Na een druk op de knop gaat het zwarte gevaarte ratelend heen en weer rijden, op z’n sokkel in de vitrine. Het is altijd leuk om iets van Tinguely te zien, vooral als het nog echt werkt ook, en in deze expositie is het een waardevolle toevoeging.
Piet Hein Eek zet het liefst met alle kunstenaars van wie hij werk exposeert een samenwerking op touw. Dat de sloophout-meubelontwerper en de autosloop-kunstenaar een zekere geestverwantschap hebben is duidelijk, maar hun vormentaal ligt zo ver uit elkaar dat, behalve de gebruikte vitrinekasten, geen gezamenlijk product werd ontwikkeld. Wel had Eek nog een wit DAFje staan, dat hij aan Mooij gaf. Die bouwde hem vol met tientallen boxen en boxjes, met als resultaat een lekker ruige, jongensachtig- vrolijke versie van de DJ Mobiel. De bezoeker kan via een bluetoothverbinding zijn eigen muziek door de ruimte laten knallen. Want filosoferen over de vergankelijkheid van auto’s en de weg van alle vlees is prachtig, maar bouw vooral ook een feestje.