All pretty things

Nathanja van Dijk
Hong Hao, MY THINGS ABOUT CIRCLE #3, 2006

De ‘slapende reus’ China is ontwaakt, dat is inmiddels wel duidelijk. De effecten van het Aziatische werelddeel worden in het Westen steeds groter. Maar de invloed werkt ook andersom. Westerse gebruiken en producten vinden gretig aftrek bij de 1,5 miljard Chinezen. Chinese televisie is dankzij soaps en Big Brother-achtige reality shows het equivalent van westerse commerciële zenders. In het land, dat in het Westen bekendheid kreeg door het label ‘Made in China’, worden traditionele Aziatische waarden langzaam maar zeker ingewisseld voor het westerse consumptie-ideaal. In de opwaartse stroom van de economie probeert iedere Chinees een stukje van de nieuwe welvaart in handen te krijgen: het consumptiegoed als materieel geworden vooruitgang.

In de werken van de Chinese kunstenaar Hong Hao (1965) uit de serie My Things vinden wij een veelvoud van deze consumptiegoederen terug, verzameld in kleurrijke composities. Al twintig jaar lang bewaart de kunstenaar voorwerpen die hij tegenkomt in zijn eigen leefomgeving of tijdens het afstruinen van honderden kraampjes van Panjiayuan, Beijings legendarische vlooienmarkt. Al de verzamelde objecten – van afstandsbediening tot betalingsbewijs, en van kunstboek tot magnetronnoedels – categoriseert Hong Hao op vorm, kleur en genre. Stuk voor stuk scant hij ze, op een schaal van 1:1. In de computer brengt hij de producten samen in grote composities op een zwarte achtergrond en print deze vervolgens uit op fotopapier. In de found-footage compositie krijgen de uiteenlopende objecten in deze context een nieuwe betekenis. De overweldigende collage van diverse voorwerpen, die slechts van dichtbij te onderscheiden zijn als herkenbare producten, confronteert ons met de banaliteit van massaproductie en het gulzige verlangen naar materiële rijkdom dat zich in het hedendaagse China manifesteert. Hao’s werkwijze versterkt deze sensatie. Door het scannen en printen op fotopapier verliezen de producten hun dimensie. Slechts een glad beeld blijft over als eenzijdige verwijzing naar het oorspronkelijke product en de daaraan toegekende waarde. Dit doet het onderscheid dat tussen de gevonden voorwerpen bestond vertroebelen. Gelijkgeschakeld aan elkaar maken ze alleen als prullaria nog deel uit van de massale compositie. De stukjes tastbaar geworden voorspoed worden op deze wijze gereduceerd tot wat ze in werkelijkheid zijn: oppervlakkige voortbrengsels uit een hedendaagse consumptiecultuur.

De gedachte aan Warhol dringt zich op. Zijn werk wees al in de jaren zestig op de vlakheid van de consumptiemaatschappij. Maar naast de overeenkomst met het werk van de Amerikaanse Pop-art kunstenaar valt Hong Hao’s werk toch niet zo makkelijk in deze hoek te plaatsen. Warhol gebruikte de alledaagse massaconsumptie niet alleen als motief, maar zocht ook naar een manier om zijn eigen kunst tot massaproduct te verheffen. Dit deed hij door persoonlijke motieven in zijn werk zoveel mogelijk uit te wissen en het begrip originaliteit te ondergraven.

Hong Hao laat iets anders zien. Het is niet alleen het banale van de contemporaine consumptiecultuur in China, dat wij kunnen lezen in zijn collages. Titels als My Things About Circle No. 2 en My Things Book Keeping of 06 A verraden het persoonlijke karakter van zijn enorme verzamelingen. In de huidige Chinese samenleving, waarin het collectivisme plaats maakt voor het individualisme, tast Hong Hao zijn eigen wereld af en onderzoekt hij zijn plek als individu in het nieuwe China. Iedere stap die de toeschouwer dichter bij het werk zet, brengt hem nader tot de kunstenaar. Alle objecten, die weer vorm krijgen wanneer je er met je neus bovenop gaat staan, zijn ‘objets trouvés’ uit het leven van Hong Hao. Hij achtte deze gevonden voorwerpen waardevol genoeg om te bewaren en ze te gebruiken als materie van zijn kunst. In het arbeidsintensieve werkproces behandelt hij al zijn materiaal met even veel aandacht, of het nu om een I-pod, fortune cookies of een McDonalds-button gaat. Van dichtbij bekeken bieden deze oppervlakkige producten een kijkje in het dagelijkse bestaan van de kunstenaar. Als micro-universa brengen zij zijn leven in kaart en verwerven op deze manier uniciteit. Hong Hao’s kunstwerken, opgebouwd uit objecten uit zijn alledaagse werkelijkheid, wijzen door middel van die objecten op hun beurt weer naar deze werkelijkheid terug. Hiermee staat hij in de traditie van Nieuwe Realisten als de Frans-Amerikaanse kunstenaar Arman, die in de jaren zestig voorwerpen tot materie van de beeldende kunst maakte. Arman bouwde zijn ‘accumulaties’ uit voorwerpen als koffiekannen, die hij bijeenbracht in een kastje van plexiglas. Op deze wijze bekritiseerde hij de consumptiemaatschappij, maar wist tegelijkertijd gebruiksvoorwerpen te verheffen tot kunst.

Hong Hao maakt dankbaar gebruik van de vrijheid die de kunst sinds de jaren zestig ten aanzien van zijn materiaal geniet, door in ieder object een stukje van zijn eigen wereld te herkennen en het tot de bouwstenen van zijn kunst te verheffen. Hij laat een gezicht zien van het contemporaine China en tegelijkertijd schetst hij een portret van zijn eigen leven. Maar bovenal gaat er een schoonheid uit van de harmonieuze wijze waarop de veelheid aan objecten en kleuren is gecomponeerd. Wat dat betreft had Warhol gelijk: ‘All is pretty.’

MY THINGS
Hong Hao
t/m 21 november 2008

Galerie Köhler Müller
Hazenstraat 11, Amsterdam

Hong Hao, MY THINGS BOOK KEEPING OF 06 B, 2007