Wie trekt de handschoen aan?

Maaike Lauwaert
tentoonstellingsruimte van Die Dinge, foto courtesy Marres

Stel je voor dat vierentwintig verschillende musea, collecties en instituten honderdtwintig willekeurig geselecteerde objecten ter beschikking stellen voor een tentoonstelling. En dat je als bezoeker een prachtige grijze stofjas met veel knopen en aanzetstukjes en witte handschoenen mag aantrekken en in het depot één werk uit die honderdtwintig werken mag kiezen en in de tentoonstelling plaatsen. Klinkt goed? Wel, het kan. Bij Marres – Centrum voor Contemporaine Cultuur in Maastricht – waar binnen het kader van het project AfterCage, 24 Verzamelingen in Beweging de tentoonstelling Die Dinge loopt.

AfterCage is een initiatief van Marres, NAK Neuer Aachener Kunstverein (Aken, Duitsland), Z33 (Hasselt, België) en Espace 251 Nord (Luik, België). Op hun verzoek hebben vierentwintig instellingen, allemaal gesitueerd in de Euregio Maas-Rijn, elk een lijst van twintig werken opgesteld. Dat leverde meer dan vijfhonderd stukken op, die vervolgens at random over de vier tentoonstellingsruimtes werden verdeeld. Deze willekeurige verdeling is gebaseerd op het toevalsprincipe dat de Amerikaanse componist, schrijver en kunstenaar John Cage (1912–1992) introduceerde met zijn project Rolywholyover. A Circus (1992, Museum of Contemporary Art Los Angeles). Cage wilde met deze ‘compositie voor een museum’ de tentoonstellingsobjecten ontdoen van herkomst, context en betekenis en benadrukken dat tentoonstellingen geen statische eenheden zijn maar dynamische processen. De titel Rolywholyover ontleende Cage overigens aan James Joyce’s Finnegans Wake: ‘It is just, it is just about to, it is just about to rolywholyover’ (p. 597). Een boek waarin juist het dynamische, in dit geval van de geschiedenis, centraal staat.

De vierentwintig Nederlandse, Duitse en Belgische instellingen, musea en collecties die meewerkten zijn bijzonder divers. Zo staat ook het Belgische Bokrijk op de lijst (een openluchtmuseum van historische gebouwen), het Römerthermen Zülpich – Museum der Badekultur te Zülpich (Romeinse thermische baden) en de universiteitsbibliotheek van Maastricht. De diversiteit van de instellingen die tentoonstellingsobjecten aanleverden suggereert al hoe eclectisch de toevalstentoonstellingen zullen zijn.

Op het moment van mijn bezoek aan de tentoonstelling is er vrijwel geen beeldende kunst te zien, afgezien van een schilderij en enkele foto’s (die je niet echt goed kan zien). Er zijn vooral veel uiteenlopende objecten tentoongesteld zoals een stapeltje oude boeken, Afrikaanse beeldjes, opgezette vogels, ontzettend nare schelpjes (die met een soort weke navelstreng aan een houten plankje zaten vastgezogen) op sterk water in een bruinige bokaal die je liefst meteen weer wilt vergeten, een oude schaal (of is het een pot?), een gigantisch heiligenbeeld enzovoort.

De verbindende factor in visuele zin is het tentoonstellingsontwerp door het Nederlandse EventArchitectuur. Op een verhoogd grid of schaakbord-achtige ondergrond staan de geselecteerde objecten opgesteld. In één van de ruimtes is er een paadje uitgespaard dat de bezoeker kan volgen tussen de objecten die hogerop staan – als op een berm. Hierdoor krijgt je het gevoel van een wandeling door een surreëel landschap van bevreemdende en ontheemde dingen. In een andere ruimte moet je gebukt onder een verhoging heen lopen en je hoofd door een uitgesneden gat steken om de tentoonstellingsobjecten echt goed te kunnen zien. Daardoor zit je hoofd op hetzelfde niveau als de eclectische en bizarre verzameling objecten en wordt het dus ook één van die door het ‘toeval’ bij elkaar gebrachte objecten.

Tussen deze twee kamers in, zijn er vier kleine monitoren opgesteld waarop beelden te zien zijn van de bewakingscamera’s in het depot waar de overige tentoonstellingsobjecten liggen opgeslagen. Dat depot is ook in Marres en kan door de bezoeker bezocht worden. Je krijgt dan een speciale, door de Nederlandse modeontwerpster Maartje Versluijs ontworpen stofjas aan en je moet witte handschoenen aantrekken. Daarna mag je iets aan de tentoonstelling toevoegen, iets weghalen of dingen verplaatsen.

Het resultaat van deze toevallige verdeling van meer dan vijfhonderd tentoonstellingsobjecten over vier tentoonstellingsruimtes wordt door de initiatiefnemers met de term Wunderkammern beschreven. Zodoende past Die Dinge ook binnen het langlopende project van Marres om de negentiende-eeuwse posities van de dandy, verzamelaar en dilettant aan de orde te stellen. Die Dinge gaat dus niet alleen om een herdefiniëren à la Cage van de tentoonstellingspraktijk, maar ook over het toeval als verzamelaar en een toevallige verzameling. Door de veelal historische objecten en hun uiteenlopendheid heeft het geheel inderdaad iets van die negentiende-eeuwse Wunderkammern die steevast werden beheerd en samengesteld door organisatieprincipes die wij nu als willekeurig zouden bestempelen. Een Wunderkammer draaide in feite om het verheerlijken en etaleren van dingen – vandaar ook de titel Die Dinge – het tonen van het uitheemse, het andere en het verbazingwekkende. In die opzet is de tentoonstelling duidelijk geslaagd, hier geen meesterwerkfetisjisme maar een vreemde collectie Dinge (die misschien alleen maar van depot naar depot zijn gereisd, misschien al heel lang het daglicht niet hebben gezien en het misschien na deze vreemde wissel wel nooit meer zullen zien).

Die Dinge, Onderdeel van AfterCage, 24 Verzamelingen in Beweging, t/m 24 september 2006, MARRES, Capucijnenstraat 98, Maastricht

bronzen beeld van Sain-Nicholas, afkomstig van het Luikse Musée Curtius, foto courtesy Marres