Op 1 december opende in Het Nieuwe Instituut in Rotterdam de tentoonstelling The Hoodie. Eén van de deelnemende kunstenaars is Bogomir Doringer. Zijn werk gaat in op hoe mensen zich in groepen gedragen, en welke rol hun identiteit, of het verbergen daarvan, speelt in de sociale dynamiek die een groep teweeg brengt. Ik sprak met hem over zijn werk voor The Hoodie, het weer in Nederland en hoe lust en gevaar altijd samen dansen.
Bogomir is gekleed voor de gelegenheid, in een pikzwarte trui met capuchon. Zodra ik er een opmerking over maak begint hij erover te praten. Min of meer zoals zijn werk, is zijn spraak beladen met enorme hoeveelheden informatie. Zijn verhaal is als een gedachtestroom, een rivier van referenties en context die kronkelt en kabbelt. “Ik draag bijna altijd hoodies. Ik zou er één dragen in een club als het niet zo warm zou zijn. Dansen in een hoodie is een interessante sensatie, er is een soort extra ruimte rondom je lichaam. Een ruimte in een ruimte.”
Als ik hem vraag waarom hij ze draagt, brengt dat ons uiteindelijk tot het verhaal achter zijn werk voor de tentoonstelling in Het Nieuwe Instituut. “Het is heel eenvoudig. In het bijzonder in Nederland, met dit vieze weer, is het gewoon heel praktisch. Een andere reden is dat ik graag mijn haar te bedek op momenten dat ik moe ben, of misschien een beetje onzeker. Wanneer ik niet bekeken of geseksualiseerd wil worden en wanneer ik niet wil horen dat ik knap ben. Maar, tegengesteld aan het voorgaande kadert een capuchon je gezicht op een heel mooie manier. Het accentueert de ogen en kaaklijn en dat maakt het kledingstuk heel sexy. Dat zijn allemaal redenen waarom de meesten het dragen. Het gaat om bescherming, anonimiteit, vermomming, maar dus ook om een bepaalde erotiek.”
“De hoodie is net zo beladen als de bivakmuts en de boerka, maar ik denk dat het heel veel verschil maakt wie het draagt. Als het een witte, blonde vrouw is, dan denk je ‘oh ze is sportief en cool’, als het een zwarte of Arabische man in een bar is dan is er direct een bepaalde spanning. In het werk Exactitudes documenteert Ari Versluis verscheidene mannen met capuchontruien in Parijs, in een buurt waar iedereen hoodies draagt. Als je van een afstand kijkt zie je geen verschil, het functioneert als een soort masker, ze lijken één persoon te worden. Maar als je inzoomt op hun gezicht zie je dat het allemaal verschillende mensen zijn, verenigd door hun outfit. Het wordt een soort uniform dat hoort bij de buurt, bij die specifieke sociale groep, bij die mensen. Iets anders is dat de hoodie steeds meer wordt gedragen gedurende demonstraties, omdat het dan noodzakelijk kan zijn om je identiteit te verbergen. De hoodie is voor mij praktisch in Amsterdam vanwege het weer, maar het krijgt extra urgentie in situaties die politiek beladen zijn.”
Het praktische nut van de hoodie wordt steeds meer overschaduwd door andere, ideologische redenen om de trui te dragen. In zijn onderzoek naar de capuchontrui ziet Bogomir een duidelijk narratief met betrekking tot de redenen om het kledingstuk te dragen alsook wie het draagt. Afhankelijk van wie het draagt veranderen namelijk de connotaties.
“Als iemand een capuchon op heeft, dan is het als het dragen van een masker. Je bent nieuwsgierig en je bent bang. Het is geheimzinnig. Tegelijkertijd is er erotiek en opwinding. De geschiedenis van de hoodie is als het script van een horrorfilm, er is heel veel seks en heel veel moord. Daardoor is er een zekere spanning rondom de hoodie. Veel van de tieners die de afgelopen jaren in de VS zijn neergeschoten droegen een capuchontrui en zijn bijna allemaal Afrikaans-Amerikaans. De moord op Trayvon Martin zorgde voor miljoenen beelden van mensen die hoodies dragen, maar ook voor demonstraties. Dus ja, het is mode, het ziet er goed uit op iedereen, maar niet iedereen in een hoodie wordt op dezelfde manier gezien en beoordeeld. Het is dus nogal een verschil wie het draagt, waar diegene zich bevindt en of die persoon het recht heeft het te dragen. En, wie dan vervolgens bepaalt of iemand wel of niet dat recht heeft. In iedere stad waar ik kom zie ik hetzelfde: opvallen kan risicovol zijn. Het is een kledingstuk met een heleboel betekenis en context.
“De eerste hoodie werd ontwikkeld in de jaren ’30 van de vorige eeuw en was een kledingstuk van de arbeidersklasse; het was dik en goed voor extreme werkomstandigheden. Daarna werd het populair gemaakt door de universiteiten en kwam het bij de sjieke lui terecht. Vervolgens begonnen graffitikunstenaars het te dragen, want het was praktisch omdat ze niet herkend wilden worden. De Hiphopcultuur pikte het op en de hoodie begon steeds vaker voor te komen in modeshows. Toen ontplofte het min of meer. Dus het imago van de trui is de laatste 20 jaar constant veranderd. De modellen die het dragen in modeshows zijn altijd sjieke, slanke, witte jongens en meisjes, maar in de ‘echte’ wereld is de hoodie juist heel populair in de ‘minder sjieke’ wijken. Daar zit echt een tegenstelling. In Groot-Brittannië is het kledingstuk verbonden met sociale klasse en het is interessant om te zien dat de hoodie nu ook heel populair is onder de middenklasse.
“Ik denk dat de hoodie een voorbeeld is van een realiteit die meer en meer beïnvloed wordt door de media en waarin men steeds minder bewust is van de voorgaande connotaties en betekenissen. Mijn werk in de tentoonstelling is een studie van de representatie van hoodies in de massamedia en hoe dit toegepast kan worden op de identiteit van individuen en groepen. De hoodie is namelijk één van die middelen die de media gebruiken om angst mee te wekken. In het begin van de 21ste eeuw symboliseerde de hoodie in Britse horror het kwaad, de moordenaar. Op deze manier heeft de media ervoor gezorgd dat angst met dit kledingstuk is verweven.”
Voor de tentoonstelling heeft Bogomir nieuw werk gemaakt, waarin hij de dualiteit van de hoodie zichtbaar wil maken. Met behulp van kunstmatige intelligentie gaat hij in op de beeldcultuur die de media rondom de trui geschapen hebben.
“Lou [Stoppard, de curator van The Hoodie] heeft me voorzien van een lading video’s, een archief dat ze verzamelde, en het is heel uiteenlopend. Je ziet Lindsay Lohan die van de paparazzi probeert te ontsnappen door een hoodie te dragen, maar iedereen weet dat zij het is. Ze is hartstikke dronken, maar ziet er fantastisch uit. Er zijn natuurlijk video’s over de hiphopcultuur. En over de rellen in Groot-Brittannië, waar mannen in hoodie de stad vernielen, waardoor we allemaal denken als we die Britse gasten zien: ‘Ja ze zijn gevaarlijk’, maar ook: ‘Ze zijn sexy.’
“Het idee is dat er drie videowerken tegelijkertijd spelen en dat ze met elkaar communiceren. Er zijn boodschappen verborgen onder de oppervlakte. Zo is er bijvoorbeeld een Mickey Mouse-cartoon waarin de Dood Mickey dwingt om te performen en te zingen, maar Mickey weet niet hoe hij de instrumenten moet bespelen. Wanneer hij het probeert horen we niet de originele muziek, maar hiphop. Muziek is altijd verbonden geweest met verzet, denk aan hiphop, techno, jazz, soul, rock, punk. Voor Afrikaanse Amerikanen was hiphop een manier om kritiek te leveren en om politieke ideeën te communiceren. Helaas is het iets heel anders geworden toen de muziekindustrie ermee aan de gang ging. Ik probeer om deze vrees voor de dood, die in Amerika heel nauw verbonden is aan ras, te verbinden met dat verzet.
“Een deel van de beelden in de installatie is gegenereerd met AI GAN (Artificial Intelligence Generative Advisarlian Network). Vijftigduizend beelden van hoodies zijn gebruikt om de A.I. te trainen om nieuwe hoodie-beelden te genereren die in de installatie op een beeldscherm worden getoond. De nieuwe beelden die zo ontstaan zijn verwrongen, collages gecreëerd uit de data die we aan de AI gevoed hebben. Dit deel van het werk onderstreept hoe veranderlijk en onvoorspelbaar het narratief van de hoodie is. Het benadrukt het groteske, mysterieuze en gruwelijke karakter.”
Dit nieuwe werk dat Bogomir voor The Hoodie heeft gemaakt past binnen zijn oeuvre. Voor Faceless (2005) onderzoekt hij de tendens dat we sinds 9/11 steeds meer beelden in de media zien waarin gezichten zijn verborgen. In het project I Dance Alone (2015-2017) staat het politieke karakter van clubcultuur centraal. Politiek, verzet, groepsdynamiek en media zijn terugkerende thema’s in zijn werk.
“Met het onderzoek zijn we terug in de tijd gegaan en zodoende kwamen we terecht bij de film The Birth of a Nation (een Amerikaanse stomme film uit 1915 over de Amerikaanse burgeroorlog en de opkomst van de Ku Klux Klan, red). Ik herinner me deze film van school, die toen werd aangekondigd als de beste film aller tijden. Maar, achteraf bezien is het erg racistisch: de Ku Klux Klan (KKK) wordt geïntroduceerd als een geweldige beweging. En tijdens bijeenkomsten was iedereen gemaskerd en met die kappen op. Dat is ironisch als je bedenkt dat de hoodie nu een kledingstuk is geworden van mensen [van kleur] die aangevallen worden door rechts. De KKK is getransformeerd, je hoeft niet meer een capuchon of een kap en een masker te dragen om je ideeën te verbergen. Nu worden diegenen die een capuchon dragen aangevallen. Omdat de hoodie vaak is verbonden aan ras en etniciteit – in de VS met mensen van kleur en in Groot-Brittannië met sociale klasse – draagt het kledingstuk veel spanning met zich mee.
“De hoodie is een soort uniform geworden, het kostuum van een protest. Steeds vaker gaat het samen met agressie, en voor veel mensen wordt het een middel om zich te verbergen. Een safe space om te kunnen bestaan in onze gemeenschap en samenleving. En in tijden van massa surveillance willen we ons allemaal wel eens verbergen en de hoodie is het meest democratische en toegankelijke kledingstuk voor tijdelijke privacy. Onzichtbaarheid is steeds populairder en zorgt voor een soort groteske sfeer: Eros en Thanatos dansen samen in een hoodie. De één verleidt, de ander dreigt. Die twee drijfveren spelen constant met elkaar. Eigenlijk is het heel dramatisch.”
Steven van den Haak studeerde kunstgeschiedenis aan de Universiteit van Amsterdam en is momenteel werkzaam als docent en trendonderzoeker.