Panopticum van gekken en gajes

Daphne Rieken

Het kunstenaarsduo Wim Hardeman (1958) en Onno Schilstra (1961) werkte zes jaar in stilte aan een serie tekeningen die zich tot op de dag van vandaag uitbreidt. Onder de naam Panopticum Berlin leggen zij een verzameling tekeningen aan die – wanneer ze gelijktijdig tentoongesteld worden – zo’n veertig meter muur zou bestrijken. In het kleine Haagse centrum voor actuele kunst JCA DE KOK werd gekozen voor een selectie uit deze uitdijende serie. Het begin van een panorama ontvouwt zich.

Panopticum Berlin biedt onderdak aan twee typen tekeningen. Op de één zien we lege gebouwen, op de ander de mens die afwijkt van de norm, freaks of nature, exotische dieren en andere abnormaliteiten. De tekeningen zijn elkaars negatief; Schilstra zet de architectuur met zwarte inkt op wit papier, Hardeman tekent de portretten met witte inkt op zwarte gesso.

De naam van het project is een verwijzing naar een gevangenistype waar vanuit één punt alle gedetineerden in de gaten gehouden kunnen worden. Door de constructie van ruimte, licht en zichtlijnen is het mogelijk om de gevangenen te observeren zonder dat zij weten of en wanneer dat gebeurt. Het panopticum baseert zijn macht op de gedachte dat alleen al de mogelijkheid van observatie de mens in het gareel houdt. De toevoeging Berlin verwijst naar de gedeeltelijke thuisbasis van de kunstenaars. In deze stad heeft het observeren van mensen een geschiedenis die nog steeds voelbaar is.

Maar de titel roept ook associaties op met circustenten en kermisattracties. In de negentiende eeuw stond het panopticum namelijk synoniem voor het tentoonstellen van de zogenaamde freaks of nature – die Hardeman als onderwerp voor zijn tekeningen neemt. Op de eerste wereldtentoonstellingen heerste het verlangen naar een panoramische weerspiegeling van de wereld in al zijn wonderbaarlijkheid. Reuzen, dwergen, negers en dwazen werden geëxposeerd in het kader van de wetenschap. Wat echter begon als het streven naar een wetenschappelijke ordening, eindigde als een kermis.

Op de tekeningen van Hardeman zien we een Afrikaanse stam met bolle buiken of een zotte vrouw die verwilderd om zich heen zwaait. Deze portretten van het zogenaamd ‘abnormale’ zijn net als de negentiende-eeuwse attracties geen brede afspiegeling van de wereldpopulatie, maar een onderzoek naar eigenaardigheden.

De naam Panopticum Berlin blijkt daarom een goede keuze. Wat we zien is namelijk geen panorama – ondanks het wijde perspectief van Schilstra’s tekeningen – maar een panoptische blik en de uitwerking daarvan. Een sturende blik die controleert en waar macht vanuit gaat. Niet alleen in de koepelgevangenissen, maar ook in bibliotheken, fabrieken, musea, directiekamers van grote bedrijven en de openbare ruimte. Schilstra toont met de keuze voor publieke plekken dat niet alleen gekken en gajes op deze manier gereguleerd worden; de samenleving is sterk gedisciplineerd en verlangt dat iedereen voldoet aan de norm.

Met hun project raakt het duo aan het werk van Michel Foucault. In Discipline, toezicht en straf beschrijft de Franse filosoof het panopticum als een systeem waarin de macht geobjectiveerd is in de architectuur. Het idee dat men onder permanent toezicht staat, leidt hierin tot geciviliseerd gedrag. Maar de vraag is wat beschaving is en wie dat bepaalt – de geschiedenis wijst uit dat wat nu als normaal beschouwd wordt radicaal kan veranderen.

Het is aan de buitenstaander om weerstand te bieden aan de dwingende macht van de panoptische blik. Sommige individuen in de tentoonstelling lijken hierin te slagen. Naast de weergave van een verlaten balzaal hangen de portretten van een viertal oude mannen. Ze trekken ongemakkelijk aan de panden van hun jas. Hun onzekerheid wordt zichtbaar, maar zij weten zich staande te houden onder de blik van het systeem. De verloren grandeur van de ruimte vormt een alternatief kader voor de mannen. Het verleden biedt een context waarin we de oudjes weer als volwaardige mensen gaan beschouwen.

Panopticum Berlin openbaart hier een vertroebeling van de koele en objectiverende blik waar het panopticisme van afhankelijk is. Opvallend genoeg zijn het in de rest van de expositie niet de portretten, maar vooral de verlaten hoofdkwartieren van bewakers en surveillanten die een gevoel van menselijkheid oproepen. De smoezelige vitrage in een meldkamer oogt zo troosteloos dat de toeschouwer een gevoel van medelijden bekruipt. Het keurig opgestapelde servies in een bewakerspost verraadt een huiselijkheid die niets te maken heeft met de afstandelijke blik van de systeemtrouwe bewaker.

Volgens Foucault zijn kunstenaars in staat om het abnormale van waarde te laten zijn. Ook kunnen zij de onvermoede verbanden in de aanwezige ordening openbaren en bestaande denksystemen ondermijnen of vernieuwen. Panopticum Berlin toont het verband tussen het achttiende-eeuwse panopticum, het negentiende-eeuwse rariteitenkabinet en de teksten van Foucault. De dubbelbeelden van de kunstenaars worden helaas nog nergens actueel.

Alleen wanneer de tekeningen een hedendaagse betekenis krijgen, zullen ze in staat zijn om bestaande denksystemen te ondermijnen. Wellicht kunnen ze in een volgende expositie een nieuw panorama ontsluiten, waarin men kan ontsnappen aan iedere vorm van toezicht. Niet alleen voor gekken en gajes, maar voor eenieder die zich wel eens bekeken voelt.