Kunst van het onthouden

Maarten Steenhagen
Christian Boltanski, MONUMENT TO ODESSA (1991) Collectie Hunting.

Langzaam vertrok de intercity. ‘Mijn nummer!’ riep ze nog uit het omlaaggeschoven raampje. Wuivend werden de tien cijfers mijn kant op geschreeuwd: ‘Nul, zes, twee, acht…’ Paniekerig zocht ik naar een pen. Wat doe je op het moment dat je iets niet wilt vergeten? 

Mensen hebben allerlei manieren bedacht om hun geheugen te ondersteunen. Een recente ontwikkeling is dat we steeds minder proberen ook daadwerkelijk zelf iets te onthouden. De moderne mens vervangt de ‘onbetrouwbare vergaarbak’ in z’n hoofd meer en meer door papier en computerbestanden. Geheugensteuntjes zijn zo gaandeweg een eigen leven gaan leiden.

Het is niet verwonderlijk dat deze verschuiving van hoofd naar externe informatiedragers het kunstbegrip beïnvloedt. Steeds vaker herkennen kunsthistorici een geheugenfunctie in kunstwerken. Zo ziet Marianne Hirsch deze bijvoorbeeld in Christian Boltanski’s welbekende altaartjes van oude foto’s en gloeilampen, waarmee de kunstenaar het leed van de Holocaust poogt te verbeelden. In haar artikel Postmemories in Exile beschrijft Hirsch hoe zulke kunstwerken persoonlijk drama uit deze oorlogsjaren vasthouden, en zodoende als vervangende herinnering kunnen dienen. 

Kunst afspiegelen als een soort publiek geheugen – het is een interessante trend. Maar ik denk dat we kritisch moeten zijn over de opvatting van geheugen die er schijnbaar aan voorafgaat. Volgens mij maakt de tegenwoordige neiging ons geheugen uit te besteden aan externe hulpmiddelen namelijk een belangrijk feit onzichtbaar: dat ons geheugen helemaal geen onbetrouwbare vergaarbak is die om zulke hulpmiddelen vraagt. Onze groeiende afhankelijkheid van informatietechnologie leidt tot een tragische onderschatting van onze eigen geheugencapaciteit.

Vooral in de middeleeuwen schatte men ons geheugen nog wel op waarde. Geschriften uit die tijd tonen een opmerkelijk inzicht in hoe ons geheugen werkt. Talloze anekdotes beschrijven mensen die hele bibliotheken kennen – volledig uit hun hoofd. De tegenwoordige reactie is dat zoiets vast een buitengewoon stel hersenen vereist, maar in oudere geschriften lees je keer op keer dat het vooral om kennis van de juiste geheugentechnieken draait.

Wat de truc is? Ruwweg is dit het advies: beeld je in een bekende route te lopen, bijvoorbeeld vanaf de voordeur van je huis tot aan je slaapkamer. Langs die route plaats je (in verbeelding) de dingen die je moet onthouden, maar dan in de vorm van een bizarre associatie die je erbij hebt. Hoe opmerkelijker hoe beter. Probeer het maar met je boodschappenlijstje: ‘één pak melk’ wordt een vette, spierwitte koe die voor je voordeur staat te grazen; ‘afwasmiddel’ wordt een metershoge afwasborstel die iets verderop in de hal staat uit te lekken. Zodra informatie met zo’n markant beeld geassocieerd is, wordt ze beter herinnerd. Om later het lijstje te herinneren hoef je alleen maar die route opnieuw voor je te zien, en je zult wat je wilde onthouden vanzelf tegenkomen. Met wat fantasie kun je zo bijna alles onthouden, en hoef je nooit meer in paniek naar een pen te zoeken.

Dit vertrouwen in het geheugen staat ver af van onze hedendaagse verwachtingen. Maar inmiddels hebben psychologen laten zien dat de middeleeuwse anekdotes hoogstwaarschijnlijk niet verzonnen zijn, en een echte mogelijkheid van het menselijk geheugen beschrijven. Desondanks zijn we, juist doordat we tegenwoordig onze geheugenfuncties uitbesteden aan externe technologie,  dit inzicht – toepasselijk – vergeten.

Interessant is dat de genoemde bronnen ook licht werpen op een compleet andere geheugenfunctie voor kunst. Een voorstelling die we in verbeelding associëren met belangrijke informatie kan namelijk ook op een bestaande afbeelding gebaseerd zijn. Dit wist men vroeger maar al te goed. Stokoude studieboeken komen vaak met illustraties die het onthouden van passages of pagina’s moesten vergemakkelijken. De Smithfield Decretals, een 14e eeuws Engels manuscript, maken een fantastisch voorbeeld. Rondom deze tekst zijn allerlei bizarre figuren toegevoegd. In haar studie naar oude geheugentechnieken, The Book of Memory: A Study of Memory in Medieval Culture, schrijft Mary Carruthers dat zulke voorstellingen voornamelijk bedoeld zijn ongetrainde geheugens een zetje in de goede richting te geven. Door op het juiste moment een opmerkelijk beeld te bieden draagt zo’n illustratie bij aan het onthouden van de naastgelegen tekst.

Deze geheugenfunctie voor kunst verschilt sterk van wat Marianne Hirsch bijvoorbeeld aan Boltanski toeschrijft. Volgens Hirsch kan een kunstwerk een deel van ons eigen geheugen vervangen, maar de illustraties in de kantlijn van oude manuscripten bevorderen juist de werking van ons eigen geheugen. Deze laatste functie is cruciaal, en nog altijd actueel. Neem de fotomontage die Peter Kennard maakte ten tijde van de Irakoorlog. We zien Tony Blair voor een gigantische explosie lachend een foto met z’n mobieltje nemen. Door dit beeld te verbinden aan de missie in Irak prikkelt Kennard ons om niet alleen het oorlogsleed in Irak zelf, maar ook de dubieuze westerse politiek eromheen beter te onthouden.

Vaak kan een kunstenaar er dus voor zorgen dat we bepaalde dingen niet zullen vergeten; als een illustrator in de kantlijn van de geschiedenis. Ik denk dat het onderkennen van zo’n artistieke functie een tegenwicht biedt aan het eenzijdige beeld dat gaandeweg is ingesleten.

Fragment uit de Smithfield Decretals (1330-1340), British Library (MS. Royal 10. E. iv)
Peter Kennard, BLAIR IN IRAQ (2006)