Op het zwarte affiche in de hal beneden staat een heilige maagd met daaronder in witte letters: ‘love is the drug, love is sacred, love is a quest, an affliction'. Liefde, altijd en eeuwig maar weer de liefde, brenger van geluk, bron van alle leven, doel van alle zoektochten, maar vaak ook de grootste kwelling die men zich kan voorstellen. Nee, liefde is niet alleen ‘a bed of roses', zoals Bon Jovi het ooit zong, het is evenzeer een door de duivel aangewakkerde emotie, een dwangneurose die bloeddorstig maakt en tot moordneigingen kan leiden, of juist een schuldopwekkende religieuze ervaring die een mens aan lager wal kan doen geraken. Luister naar de muziek van Nick Cave en merk hoe dun de lijn is tussen een vertwijfelde gospel, een gepassioneerd liefdeslied en een murder ballad.
Als titel van de tentoonstelling kozen de kunstenaars/samenstellers Marc Hulson en Mariette Renssen niet voor niets de titel van Nick Caves plaat Tender Prey uit 1988, die overigens met nummers als Up jumped the Devil, Deanna en New Morning tot een van de minst duistere uit zijn oeuvre gerekend kan worden. Maar de toon is hiermee gezet. Voordat de bezoeker de trap naar de tentoonstellingsruimte bestijgt fluistert hij een schietgebedje, slaat hij voor de zekerheid een kruisje en haalt hij nog een keer heel diep adem. Erotisch werk waarvan de zedenpolitie geen lucht moet krijgen, dubieuze liefdesbetuigingen, schaamteloos exhibitionisme en wat dies meer zij – de tentoonstelling zou het daglicht wel eens slecht kunnen verdragen.
Maar bij bovenkomst blijkt deze angst (of hoop, zo u wil) al meteen ongegrond. David Haines pakte met blauwe stof de dubbele klapdeuren naar de expositieruimtes in, die daardoor op het eerste gezicht lijken te dienen als twee deksels op de achterliggende doos van Pandora. Maar bij opening blijkt het tegendeel, de bezoeker belandt hier eerder in een warm bed. In de entree bevestigde Haines daarnaast met een soort kauwgomklodders een flink aantal uit tijdschriften geknipte plantjes en boompjes op de kop aan het plafond, wat ook al zo'n gezellige aanblik geeft. Of moeten we in dit hemelse minibosje soms het verloren paradijs herkennen?
De tentoonstelling over liefde, intimiteit en erotiek – die de emotionele paradox tussen intieme identificatie en erotisch geweld zegt te willen onderzoeken – blijkt al snel vooral een onschuldige verzameling van suggestieve kunst te zijn.
Een wonderlijke verzameling is het ook. Naast het weliswaar klassieke, maar ongelooflijk brede thema van de tentoonstelling doen de samenstellers bewust geen poging om daarbinnen een zekere actuele tendens te onderscheiden, en selecteerden ze werken uit allerlei disciplines van zowel jonge hedendaagse kunstenaars als enkele meer historische figuren. En ondanks de valkuilen en open deuren die hierbij op de loer liggen, levert dit laatste aspect hele aardige combinaties op.
Eén wand wordt bijvoorbeeld bijna in zijn geheel in beslag genomen door het tamelijk obsessieve werk van Paul Kooiker. Een grote zwartwit foto toont de voor hem zo typische stevige vrouwenbenen die gestoken zijn in een weinig verhullende doorzichtige panty, uit de serie Showground.
Daarnaast is een uitgebreide reeks spuitende fonteinen van hem te zien, samengesteld uit zijn verzameling oude foto's, waarvan de seksuele connotaties in de context van deze tentoonstelling nogal plat overkomen. Een stuk boeiender is het dat naast Kooikers flinke vrouwendijen ook zomaar een foto van de Duitse surrealist Hans Bellmer uit de jaren dertig is gehangen. Kooikers bijna medische blik op het vrouwelijk naakt en lichaamsdelen in het algemeen blijkt opeens niet ver af te staan van Bellmers zwak voor het deformeren van naakte, dikke vrouwenpoppen. Ook in een andere zaal, die vanwege de nadruk op schilderkunst en met een groot beeld van Thom Puckey in het midden een nogal klassiek karakter heeft, gebeurt iets dergelijks. Hier hangen twee acrylschilderijen van Bas Meerman naast twee litho's van de Italiaanse meester Francesco Clemente. Meermans schilderijen van zoenende mannen en een bloem met de tekst ‘Für dich' zijn weliswaar veel explicietere odes aan de liefde, maar de grafische kwaliteiten en de zinnelijke sfeer van deze doeken tonen, zoals ze hier nu naast elkaar gepresenteerd worden, wel degelijk een verwantschap met het werk van Clemente.
Liefde en seks in de beeldende kunst is van alle tijden, zo zou je hier ook uit kunnen concluderen. En daar word je natuurlijk niet veel wijzer van. Daarmee belanden we ook direct bij de keerzijde van de op het eerste gezicht misschien wel sympathieke keuze van de samenstellers, voor werken uit allerlei disciplines van kunstenaars uit verschillende periodes en de soms geslaagde combinaties die dit heeft opgeleverd. Hulson en Renssen presenteren een hoogst persoonlijke selectie, maar het is volkomen onduidelijk waar deze op is gebaseerd. Een algemeen beeld, een soort doorsnede van erotiek en seks binnen de beeldende kunst kan dit ook al niet opleveren. De informatie dat het duo geen actuele tendens wilde aantonen, is daarbij overbodig. Wie gewend is aan de seksuele opdringerigheid van de hedendaagse media – en wie is dat niet? – wordt nauwelijks nog warm of koud van wat de tentoonstelling te bieden heeft. Opvallend hierbij is dat er een verschil in ervaring lijkt te zijn tussen het tweedimensionale werk en de enkele sculpturen die hier getoond worden. Neem het religieus aandoende beeld van Puckey, met de poëtische titel The nothing nothings. Een naakte vrouw ligt op haar rug op een soort altaar met de armen uitgestrekt langs het hoofd. Naast haar is een andere naakte schone neergehurkt, die zich enigszins over de liggende vrouw heen buigt. Een sereen beeld, ware het niet dat beide pistolen in hun handen hebben. Bovendien heeft de figuur in hurkzit haar tong uitgestoken en zit aan het puntje hiervan een vreemd, kogelvormig bolletje vast. Is dit al op zijn minst spannend, het feit dat je er omheen kan lopen en de gladde huid aan kan raken, maakt het beeld vele malen erotischer dan het meeste andere, tweedimensionale werk in de tentoonstelling. Waar dit laatste flauw afsteekt bij een gemiddelde reclameposter of videoclip, blijkt de fysieke ervaring hierdoor nog niet te zijn afgemat.
Ook muziek blijkt nog in staat de zinnen op een sensuele manier te prikkelen. In een kleine vitrinekast staan twee boekjes van Nick Cave tentoongesteld, met een koptelefoon waarmee je naar The secret life of the love song en The flesh made word kunt luisteren. Deze liedjes en gesproken teksten zuigen je direct mee in de duistere wereld van Cave, die even spannend als verleidelijk is. Nog sterker gebeurt dit in een video van Stefan Banz, die genoemd is naar Wild Roses, het bekende duet van Cave en Kylie Minogue. Hierin kijkt een donkerharige vrouw de beschouwer met grote ogen aan, terwijl ze met een operastem het lied zingt. Een beetje beangstigend, maar daardoor ook erg mooi.
En veel effectiever dan bijvoorbeeld de schilderijen van Marc Hulson. Zijn kleine titelloze doeken tonen detailopnames uit pornofilms of -tijdschriften, maar dan in slechts één kleur geschilderd. Zo zie je in het rood een deel van een gezicht in een extatische uitdrukking en meer van dergelijke uitsnedes van lichaamsdelen. Hoe vaak hebben we dat niet al gezien en wat levert het meer op dan het zoveelste suggestieve plaatje? Het is slechts één voorbeeld van een werk dat met liefde, intimiteit en erotiek weinig van doen heeft, maar van veruit het merendeel dat de onevenwichtige tentoonstelling te bieden heeft, kan je hetzelfde zeggen.
TENDER PREY, tm 16 nov
Arti et Amicitiae, Rokin 112, Amsterdam