En dan

Jaap Röell
Ulay, ABORIGINAL AFTERIMAGES (1997) Rabo Kunstcollectie, fotografie: Peter Cox, Eindhoven

In het AAMU hangen drie levensgrote polaroid fotogrammen van solo dansende Aboriginal vrouwen. Een techniek waar geen fototoestel bij aan te pas komt. Een vierde fotogram laat het moment zien waarop magnesiumpoeder wordt ontstoken om een goede belichting te krijgen. Deze fotogrammen, ook wel nabeelden (‘afterimages’) genoemd,  zijn in 1997 door de van oorsprong Duitse kunstenaar Ulay (1943) gemaakt. Het zijn tijdloze beelden van tijdloze mensen.  

Daarnaast draait er een door Marjoleine Boonstra in 1997 gemaakte biografische documentaire over de kunstenaar, Ulay – In photography. Meer is het niet, vier nabeelden en een video, in de entree van het Museum voor hedendaagse Aboriginal kunst in Utrecht. Maar eraan voorbij lopen kan niet; de fotogrammen zuigen je aandacht vast, de video beklemt, het geheel is dwingend. De rest van het museum is even niet zo interessant meer.

Ulay is reeds sinds de jaren zeventig een nomade. Hij is gewoon zich voor een korte wijle overal en nergens te vestigen.  De documentaire van Boonstra getuigt daarvan, maar ook van het dwangmatige karakter van Ulays zwerversbestaan: steeds grenzen zoekend om deze te overschrijden. Ook als het om mentale of fysieke grenzen gaat, zoals het met een Stanleymes bewerken van z’n voet (maat 44) zodat deze in een schoenmaat 38 van de verloren liefde past. Extreme perfomancekunst, vaak samen met zijn toenmalige partner Marina Abramovic. 

Eén van mijn mooiste kunstboeken is The Lovers uit 1989, een fotografisch en verhalend verslag van een voetreis van negentig dagen waarbij Ulay vanaf de westelijke zijde van de Chinese Muur en Marina van de oostelijke zijde, elkaar tegemoet lopen, over zo’n 4000 kilometer en vervolgens ciao! zeggen als ze elkaar ontmoeten en dan elk huns weegs gaan. Dit boek werd gepubliceerd bij de tentoonstelling The Great Wall Walk dat in 1989 te zien was in het Stedelijk Museum, Amsterdam, en die daarna op reis ging naar vele andere musea.

In 1980 verbleven Ulay en Marina een aantal maanden bij de Pintupi taalgemeenschap in de buurt van Kintore, Centraal Australië. Ze raakten bevriend met de Aboriginal kunstenaar Watuma Taruru Tjungurrayi. Ulay kwam in de jaren daarna een aantal malen terug. In de film van Boonstra is te zien hoe hij met engelengeduld contact tracht te krijgen met de sterk verouderde en dementerende Watuma. Vergeefs, Watuma zwijgt, hij is niet meer te bereiken. Hun contact is een nabeeld geworden. 

De fotogrammen zijn een eerbewijs aan Watuma. Ulay stelde zes grote frames met speciaal geprepareerde doeken waarop lichtgevoelig materiaal was aangebracht, op in het zand. Na zonsondergang  werden de silhouetten van dansende vrouwen, waaronder de vrouw van Watuma op deze doeken gevangen door het exploderende licht van magnesiumpoeder. Bij een korte belichtingstijd wordt het lichtgevoelig materiaal rond de dansende vrouwen grijs. Het zijn unieke beelden, niet reproduceerbaar. Uiteindelijk net zo vergankelijk als de nomadische levenswijze van de Aboriginals, met hun door de eeuwen gevormde overlevingsstrategieën. Deze nu steeds meer obsoleet wordende rituelen, worden bedwelmt in de alcohol en gekluisterd in stoffige houten huisjes. De nabeelden zijn het tijdloze. Of, om de woorden van Prediker te gebruiken: wat is, was er reeds lang, en wat zijn zal, is reeds lang geweest.

Ulay, ABORIGINAL AFTERIMAGES (1997) Rabo Kunstcollectie, fotografie: Peter Cox, Eindhoven