De schoonheid van verval

Merle Smeets
Esko Männikkö, UNTITLED, 2009, Blues Brother Series

Wie vanaf de straat een vluchtige blik naar binnen werpt bij Huis Marseille, museum voor fotografie, verbaast zich wellicht over de daar aanwezige werken in grote robuuste lijsten die als in een negentiende-eeuwse Salon dicht op elkaar hangen. Zij wekken de indruk van een schilderijententoonstelling, maar in werkelijkheid gaat het hier om het eerste retrospectief van de Finse fotograaf Esko Männikkö (1959), dat eerder te zien was bij de Taidehalli Kunsthal in Helsinki. Referenties aan de klassieke schilderkunst zijn daarbij echter niet ver weg.

Voor zijn fotografie begeeft Männikkö zich veelal in de afgelegen gebieden van het Finse platteland, waar hij zich richt op de marges van de samenleving. Voor een van zijn eerste series, The Female Pike (1990-1995), maakte de fotograaf intieme portretten van eenzame mannen in hun schaars ingerichte interieurs. Deze tragikomische werken vormden de opmaat voor een oeuvre waarin Männikkö de ervaring van tijd en vergankelijkheid tot uitdrukking brengt. Hij heeft een grote fascinatie voor het verval dat daarmee gepaard gaat: al sinds 1999 fotografeert hij in het kader van zijn serie Organized Freedom vervallen huizen die door de bewoners zijn verlaten en waarin de natuur het geleidelijk overneemt. Zwartgeblakerd door brand of aangetast door de wind, regen en sneeuw, verschuilt zich in iedere scheur in het behang, iedere barst in het hout van een kast of stoel een rijke geschiedenis. Door dikke stoflagen breekt voorzichtig het waterige zonlicht van het koude noorden, terwijl vocht en schimmel zich langzaam uitbreiden op de muren en daarmee nieuwe sporen achterlaten. Met een scherp oog voor detail en een uitstekend gevoel voor kleur en compositie vangt Männikkö oude lagen verf en behang die stukje bij beetje loslaten, zodat niet alleen verborgen kleuren, maar ook het verleden wordt onthuld.

In Männikkö’s ruïnes huist de spanning tussen leven en dood, tussen heden en verleden, aanwezigheid en afwezigheid. Vervallen interieurs wisselt hij af met een vervreemdende verzameling van voorwerpen, dieren en mensen: een Siamese tweeling op sterk water, een etalagepop met gehavend gezicht, een vaas met plastic bloemen. Overal ontdekt hij onderwerpen die als stillevens getuigen van wat is geweest, maar tevens optreden als voorbodes voor wat nog komen gaat. Op begraafplaatsen die hij bezocht, vond Männikkö verweerde en met mos begroeide beelden van menselijke figuren. Door deze beelden te isoleren in hun omgeving en de nadruk te leggen op zowel hun veranderlijke materialiteit als hun symbolische expressie, toont Männikkö op indringende wijze de schoonheid van verval. Met de realistische schilderachtigheid die zijn werk kenmerkt, weet hij zo een krachtig hedendaags vanitas te creëren.

Barsten, scheuren en afgebladderde verf zijn bovendien elementen die Männikkö niet alleen afbeeldt, maar ook een fysieke aanwezigheid geeft in de lijsten waarin hij zijn foto’s presenteert. Soms levert die samenkomst van lijst en foto werkelijk poëtische momenten op, zoals wanneer hij een herenjasje fotografeert dat, nog half ingepakt in bruin pakpapier, half bedekt onder een dikke laag stof, aan een scheve haak in een muur met vergeeld behang bungelt. De lijst om het werk mist flink wat stukken en is licht vergeeld, met hier en daar een zweem oudroze; dezelfde kleuren als in de foto. De lijst zou zo uit het gefotografeerde interieur afkomstig kunnen zijn, en dat is een bijzondere gewaarwording. Met details als deze brengt Männikkö het tafereel tot leven: niet alleen de afgebeelde voorwerpen worden tastbaar, ook de foto zelf gaat als object meer spreken. Wanneer echter een foto van een met blaadjes en mos bedekt oppervlak wordt gepresenteerd in een lijst waarop diezelfde blaadjes en een keurig randje mos zijn aangebracht, balanceert Männikkö op de grens van dichterlijke poëzie en gekunsteld melodrama.

Dit melodrama wreekt zich voornamelijk in de hoeveelheid werken die in Huis Marseille is tentoongesteld. Hoewel het principe van de negentiende-eeuwse Salon Männikkö in staat stelt interessante ensembles te vormen met werken uit zijn verschillende series, is de hoeveelheid in de tentoonstelling tezamen overweldigend. De beelden zijn stuk voor stuk bijzonder, maar het geheel overschaduwt de zorgvuldigheid waarmee de fotograaf zijn onderwerpen selecteert en benadert. De kwetsbare beelden die Männikkö in de donkere uithoeken van de wereld weet te ontwaren, worden slechts het zoveelste element in een omvangrijk archief vol met sporen en herinneringen waarbij het gevoel van verval en voorbijgaande tijd ontroerend, maar drukkend is. Het voelt daarom tenslotte als een opluchting Männikkö’s wereld weer te kunnen verlaten en de vergankelijkheid die ons allemaal in zijn greep houdt voor even te vergeten.