De Recessie

Bart Groenendaal

Het schilderij hangt net scheef aan de muur van de galerie, waarin verder een paar voorwerpen staan die ik maar liever niet beschrijven zal. Vormeloos is teveel gezegd in ieder geval. Het schilderij is overigens ook niet om over naar huis te e-mailen. Wat de kleuren betreft valt het nog wel mee: een beetje paarsig, ergens een veegje zwart, nog iets bruinigs ofzo en in een hoek is wat groen geschilderd. Eigenlijk kan ik met dat groen nog het beste uit de voeten, als ik er goed naar kijk. Dat heeft net wel iets autonooms. Of nee, eigenlijk toch niet.

De deur van de galerie heb ik achter me open laten staan en een gemene tocht trekt de ruimte binnen, tot zichtbaar ongenoegen van de assistente. Volgens mij komt ze uit Duitsland, aan haar brilletje te zien. Of uit Israël, dat kan natuurlijk ook. Ik zie er niet erg vriendelijk uit op deze dinsdagmorgen, dunkt me zo.

De vormeloze voorwerpen staan op sokkels. Dat had niet gehoeven. Ze hadden net zo goed op de grond kunnen staan. Of liggen, want veel helpen doet het allemaal toch niet. De dingen hebben geen kleur en zijn eigenlijk gewoonweg niet om aan te zien, zo dom. De kunstenares bedoelt er ook niets mee, en dat weet ik, want ik ken haar. Eigenlijk komt er nooit iets uit. Het is meer een voortzetting van wat ze op de academie al deed, met tegenzin: een soort zinloos, lukraak kliederen met materiaal, of iets in die richting. Waarschijnlijk weten jullie wel over wie ik het heb.

Verderop in de ruimte staat een monitor waarop een video speelt. Nou, ik ben benieuwd. Ik heb er echt zin in. Een video, dat wordt vast lachen. Hoewel, zoveel valt er meestal niet eens te lachen bij videokunst. Ik krijg stellig de indruk dat de meeste videokunstenaars eigenlijk maar wat aan rommelen. Maar goed, ik weet er misschien gewoon niet genoeg vanaf. Hoewel, dat lijkt me stug. De video is al begonnen. Ik kijk er een tijdje naar. Wat een onzin. Er is werkelijk geen bal aan.

De assistente komt erbij. Ze spreekt me in het Engels aan en vertelt dat de kunstenaar een Amerikaan is. Dat vind ik op zich niet eens zo’n probleem – er zijn wel meer Amerikaanse kunstenaars – maar wat me dwars zit aan de houding van de assistente is dat ze het me op zo’n betweterige toon vertelt. Dat had helemaal niet gehoeven. Ik was er anders, als ik het persbericht had gelezen, tenslotte zelf wel achter gekomen dat die videokunstenaar een Amerikaan was, en in wezen doet het er ook helemaal niet zo veel toe allemaal.

De monitor waarop de video wordt vertoond werkt, maar het geluid had wel een tikkeltje anders kunnen worden afgesteld. Dit doet pijn aan mijn oren, zo schel. Los van de vraag of er eigenlijk wel structuur in zit, valt me op dat de video op geen enkele manier aan kennisproductie doet. Ik leer hier helemaal niets en ik vraag me af of de Amerikaanse kunstenaar zelf wel wat heeft geleerd van zijn project. Het is een vrij bekende kunstenaar, overigens, die ik verder niet met naam en toenaam zal noemen. Waarschijnlijk is wel duidelijk over wie ik het heb.

Verder is er aan een paar andere werken, zo te zien installaties of iets in die trant, ook weinig te beleven. Of nee, nu valt mijn oog ineens op een klein, fragiel en heel perfectionistisch uitgevoerd dingetje dat aan het plafond hangt. Hé, denk ik even, dat is misschien nog wel een geinig gevalletje. Maar al snel vergaat de lol me, omdat ik om het goed te zien omhoog moet kijken. En daar heb ik nu even geen trek in. Ik vind dat alle kunst op ooghoogte moet worden getoond, tenzij het echt niet anders kan. Het hoeft ook helemaal niet per se te hangen; laat het lekker op de grond liggen, zo’n gevalletje, hoe klein en fragiel het ook is, en vertrouw erop dat mensen het niet moedwillig kapot trappen.

Op naar de installaties, of wat het dan ook mogen zijn: lekker donkere ruimtes achterin met zware gordijnen ervoor, misschien ook om een en ander net ietsje belangrijker te laten lijken dan het werk zelf eigenlijk rechtvaardigt. Het heeft alles bij elkaar genomen een wat hooghartige uitstraling. Ik vind een klein stukje film wel aardig, en daar zal ik verder niet op ingaan, maar het meeste eraan is overdreven en pretentieus. Het begint al meteen als de boel in werking treedt op het moment dat ik de ruimte binnen kom: dit heb ik eerder gezien. Ik laat het even gebeuren, maar heb er eigenlijk het geduld niet echt voor, moet ik bekennen. Het maakt me kotsmisselijk en nogmaals: het is allemaal al eerder gedaan, en veel en veel beter. Goede, lekkere, mooie kunst waar je om kunt lachen is erg zeldzaam aan het worden. Er wordt op het moment veel te veel nagedacht en te weinig echt gewerkt.

De assistente heeft de deur inmiddels dichtgedaan en kijkt me met misnoegen aan. Nou, dat moet dan maar, denk ik, en buig me over het laatste werkje. Ik zie meteen: dat is niet af. Wat een laf stukje rommel, zeg. Bah. Ik vind het inhoudelijk noch wat vorm betreft enig hout snijden. Conceptueel werk is prima, maar zorg dan wel dat je weet waar je het over hebt. Dit is van een Belgische kunstenaar en dat zijn over het algemeen niet de besten. Sowieso is Belgische kunst, of überhaupt de Belgische cultuur, wat deprimerend. Denk maar aan De Witte Raaf.

Ik kijk nog even rond of er misschien iets anders te beleven valt. Even valt mijn oog op de assistente, maar daar begin ik niet eens aan.