Het Stedelijk Museum Bureau Amsterdam is voor korte tijd getransformeerd tot een wonderlijk rariteitenkabinet, waar de Britse kunstenaar Nathaniel Mellors (1974) zijn levensbespiegelingen de vrije loop laat. Centraal staat de grootschalige installatie Giantbum, die bestaat uit een gefilmd toneelspel in twee fasen, een voor de gelegenheid toegevoegd hoofdstuk in de vorm van een acterende sculptuur (The Preface) en een animatronics sculptuur (zie afbeelding).
Het toneelwerk in Giantbum omvat de opnamen van de repetitie van het stuk en van de uiteindelijke uitvoering. Het schouwspel vertelt het verhaal van een groep uitgehongerde ontdekkingsreizigers, die in het jaar 1213 verdwaald zijn geraakt in het lichaam van een reus. Nadat hun geestelijk leider is teruggekeerd van zijn missie om een uitgang te vinden uit het spijsverteringskanaal van het wezen dat hen heeft opgeslokt, ontstaat een intrigerende conversatie tussen de leider, The Father genoemd, en de andere twee protagonisten van het toneelwerk, de verwende maar nuchtere Sir Boss en de goedgelovige Truthcurator. Bij terugkomst meent The Father wedergeboren te zijn. Na een aanhoudend kruisverhoor van Sir Boss blijkt echter dat de spiritueel leider zich heeft overgegeven aan kannibalisme en coprofagie (het eten van feces) om de honger te kunnen overleven. Kortom, hij heeft zichzelf gegeten, verteerd, opnieuw gecreëerd en daarna wederom verorberd, om vervolgens het gehele proces opnieuw te doorlopen.
The Father beweert oneindig te zijn, een godheid die door zijn eetgewoonten, zogezegd, voor altijd kan blijven bestaan. Weerspiegelingen over de ontologie van The Father en de penibele situatie waarin de ontdekkingsreizigers zich bevinden, leiden uiteindelijk tot de noodzaak voor Sir Boss en de Truthcurator om te ontsnappen en zich los te maken van het metafysische geraaskal van hun voorman:
The Father: […] And what do starving cannibals eat, when they have eaten themselves? Themselves Themselves?
[…]Sir Boss: Look at his arms. They are not real. He has eaten them and then made them again – out of his own shit. Look at how rubbish they are! […] He has regenerated himself. He could live forever like that. Born again and in small stages.
Mellors lijkt in de toneeluitvoering bepaalde fundamentele vraagstukken over religie en het zijn van de mens te willen adresseren. Hij slaagt hier deels in door de toeschouwer te dwingen tot reflectie over de toestand van de drie hoofdrolspelers in het achterste van de reus. Is er een uitweg in deze situatie die volledig in stand wordt gehouden door religieuze en metafysische, en bovendien op taal gebaseerde principes? Het maniakale geraas van The Father is zo onsamenhangend en stuit op een zo grote scepsis van Sir Boss, dat Mellors’ ontologische vraagstukken verdwijnen in het luchtledige. Ze verwijzen naar niets behalve zichzelf.
Het is juist deze onmogelijkheid – om buiten de eigen talige fundamenten te treden en te spreken over een situatie of realiteit die anders is dan de eigen – die Mellors interessant lijkt te vinden. Giantbum gaat dan ook boven alles over deze geïsoleerde staat van zijn. Taal is hierin cruciaal, zo blijkt, en bovendien een waardevol instrument voor Mellors, die ons in een achtbaan van woordspelingen, tegenspraak, ironie, metaforen en inktzwart sarcasme weliswaar de rijkdom van taal laat zien, maar tevens de beperking ervan om aan iets externs of werkelijks te refereren.
The Father: […] Question 2: So how can this Giant have no outside?
Sir Boss: Because we can’t see the outside. Because we can’t visualize it, think it I mean! No! It’s because we’ve forgotten it, we’ve forgotten what it looks like. […]The Father: Ooooh – almost Sir Boss, but sorry, NO. The Giant has no outside because IT IS THE OUTSIDE!
[…] We are trapped in the bowels of – GOD!!
Giantbum doet in vele opzichten – behalve formeel – denken aan Orla Barry’s performance The Scavenger’s Daughters, die op 12 en 13 juni dit jaar te zien was in Theater Frascati WG. In deze performance werd de taal eveneens op ingenieuze wijze ingezet om zijn zwakke en sterke punten te tonen: soms een etherisch verloop van betekenisloze woorden, dan een krachtige omschrijving van een kernargument, maar altijd gevangen in een vacuüm van betekenis waarvan de strekking of reikwijdte altijd tekort lijkt te schieten. Beide werken geven blijk van een hernieuwde interesse in taal, een steeds vaker voorkomend motief in de hedendaagse kunst. Anders dan bijvoorbeeld in de conceptuele kunst van de jaren zestig het geval was – waar taal ook een prominente rol in speelde – wordt nu op een performatieve manier de functie en begrensdheid van taal in onze toenemend complexe maatschappij of in de persoonlijke omgang tussen mensen verkend.
De gelaagde inzet van taal bij zowel Mellors als Barry maakt hun werk tevens op verschillende manieren toegankelijk. Het kan worden ervaren als een talig spektakel, waarin men soms even kan wegdromen omdat de betekenis vluchtig en ongrijpbaar is, of als een zelfreflexieve opvoering, die doet nadenken over hoe taal functioneert als beperkt uitdrukkingsmiddel van de condition humaine.
Sir Boss: Let’s try something else. Let’s try increasing the level of fragmentation in the dialogue – perhaps we can regain control by confusing things more than before.
Truthcurator: Narrative fragmentation fragmentation
Sir Boss: Infinity
[…]Truthcurator: representing people
Sir Boss: mirrored and subtracted
Truthcurator: from infinity
De twee andere delen van de installatie Giantbum zijn op het eerste gezicht welgeplaatste aanvullingen op het toneelwerk. Hun betekenis is echter zelfs in de context van Giantbum – waar verwijzingen in taal en betekenis een begrensd karakter hebben – zó vaag, dat zij overkomen als groteske appendices. In het werk The Preface presenteert een acterende robotsculptuur zich als auteur van het opgevoerde toneelstuk door middel van quasifilosofische beweringen en een aantal onnavolgbare verwijzingen naar hoogst curieuze objecten (kolen op sterk water, slijm en gecompliceerde grafieken) in de installatie. Het is allemaal iets te veel van het goede. De animatronics sculptuur, die dient als laatste fase van Mellors’ script, bestaat uit een drietal mechanisch aangestuurde maskers (van één van de hoofdpersonen uit het stuk) die gezamenlijk het woord ‘freedom’ zangerig declameren. Het is een ironische verwijzing naar het einde van het toneelwerk, waaruit, vanzelfsprekend, blijkt dat er geen echte uitvlucht uit de situatie mogelijk is. Al versterkt de installatie het bizarre karakter van de tentoonstelling als geheel – een white-cube freak show -, het is ook een flauw einde van een goed verhaal. Giantbum kan zonder geanimeerde sculpturen of pratende robots. Naar zichzelf verwijzend is het tenslotte op zijn sterkst.
Giantbum
Nathaniel Mellors
30 mei t/m 12 juli 2009
Stedelijk Museum Bureau Amsterdam
Rozenstraat 59, Amsterdam